O. N.-Amerika, Californië; 25-30 m.
Van deze zeer grootbladige esdoorn zijn mij geen grote, uitgegroeide exemplaren bekend met uitzondering van een groot exemplaar in het Park te Maastricht, verder alleen betrekkelijk jonge bomen, welke bij ons aanvankelijk een weinig beschut tegen de N.-Oostenwind moeten worden aangeplant. Van alle andere soorten is deze esdoorn goed te onderscheiden door de zeer grote, meestal 5-lobbige bladeren, welke aan jonge, sterk groeiende bomen in de kwekerijen een lengte van 25 cm bij een breedte van 30 cm kunnen bereiken en in vorm het meest die van A. pseudoplátanus nabij komen, terwijl de jonge twijgen en knoppen meer op die van A. platanoídes gelijken. Deze laatste zijn groot, bruin-groen getint en min of meer aanliggend; jonge twijgen olijfgroen en bruin, aan de top rood-bruin en soms licht berijpt.
Bladeren aan tot 25 cm lange, rood-bruine stelen, gemiddeld 15-20 cm breed, bovenzijde glanzend donkergroen, kaal, onderzijde licht of grijs-groen, eerst fijn spaarzaam behaard, later kaal; meestal 5-lobbig, doch bij oude bomen ook soms 3-lobbig, de middenlob zeer vaak weer 3-lobbig, lobben en grote tanden stomp, bladvoet meestal hartvormig. Bloeit in Mei tijdens of na de bladontwikkeling met lichtgele bloemen in smalle, opstaande, later iets hangende, pluimvormige trossen; vruchten kort behaard, met stijve haren bezet, de vleugels een scherpe hoek vormend.
De beste wijze van vermeerderen is wel door zaaien;
voor groepen betrekkelijk jong uitplanten met tijdelijke tussenbeplanting en tijdig uitdunnen. Herfstkleur der bladeren oranje-geel.