M.- en N.-China, Japan, Mantsjoerije; 6 m.
Synoniem: A. tatáricum var. gínnala MAXIM..
Hoge struik of kleine boom met slanke, grijs-bruine twijgen; bladstelen 1,5-6 cm en evenals de nerven bruin-rood getint; bladeren 4-9 cm lang, 3-6 cm breed, bovenzijde glanzend donkergroen, onderzijde een weinig glanzend en lichtgroen, aan beide zijden kaal [,Zaailingen vertonen zeer veel afwijkingen, zowel in groeiwijze als bladvorm; soms het midden houdend tussen de soort en de variëteit semenóvii. Dat het geheel kaal zijn der bladeren als een kenmerk der soort kan worden opgevat, betwijfel ik, daar tussen zaailingen, die overigens geheel beantwoorden aan het type, enkele aan de onderzijde der bladeren nog in September zwak waren behaard.
Ook de herfstkleur der bladeren is zeer verschillend, soms gele herfstkleur, ook met scharlakenrode vlekken of geheel scharlakenrood getint. Dit verschijnsel kwam aan dezelfde planten enige jaren achtereen voor.] alle 3-lobbig, de middenlob ver vooruitstekend en 2-3 maal zo lang als de onderste lobben, de laatste meestal overstaand; top lang toegespitst, bladvoet zwak hartvormig, bladrand dubbel gezaagd. Bloeit na de bladontwikkeling met geel-witte bloemen in opstaande trossen; vruchten met vleugels tot 2,5 cm lang; vleugels bijna parallel lopend.
Gewoonlijk wordt deze soort als opgaande struiken aangeplant om de mooie, losse groeiwijze en de sierlijke vorm der bladeren, welke in het najaar zeer mooi verkleuren. Jonge twijgen dun, zeer kleine bladknoppen met bij knoppen; hieruit ontwikkelen zich kleine, ongelobde bladeren, zodat bij elk goed ontwikkeld blad soms ook 2 zijblaadjes aanwezig zijn.
A. g. var. semenóvii PAX, Synoniem: A. semenóvii REG. et HERD..
Zeer waarschijnlijk ook identiek met A. g. var. angustílobum SCHWER.. Bladstelen zeer dun en 1,5-3 cm lang; bladeren 3-lobbig, kleiner dan die van de soort en bijna tot de bladvoet ingesneden, de middenlob weder zwak gelobd of groot getand, de zijlobben sterk afstaand, bladrand dubbel gezaagd;
vruchtvleugels rood getint, meer naar elkander toegebogen. Deze variëteit blijft lager dan de soort, de bladeren zijn kleiner en verkleuren zeer vroeg in de nazomer tot scharlakenrood en vallen ook eerder af.
De soort wordt gewoonlijk van zaad vermeerderd, de variëteit door afleggen.