Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

geprononceerd

betekenis & definitie

overduidelijk, duidelijk uitkomend, geen twijfel toelatend

uitspraak
[guh-pro-non-seert]

citaat
“Het werd ook door criticasters als een adviesorgaan beschouwd met een geprononceerde multiculturele voorkeur. In 2007 bijvoorbeeld produceerde de WRR een rapport dat de titel ‘Identificatie met Nederland’ droeg. Het rapport werkte toen zeer polariserend en werd zwaar geattaqueerd omdat het leek alsof de auteurs de nationale identiteit wilden afschaffen.”
Bron: Diversiteit is een maatschappelijk probleem, als het laatste WRR-rapport klopt (Sylvain Ephimenco, Trouw, 5 juni 2018)

woordfeit
Het werkwoord prononceren heeft in de loop der eeuwen onder meer ‘uitspraak doen, beslissen’ (in rechtstaal), ‘articuleren, duidelijk uitspreken’ en ‘voordragen, declameren’ betekend. Tegenwoordig kennen we vrijwel alleen nog het voltooid deelwoord geprononceerd, met de figuurlijke betekenissen ‘overduidelijk, geen twijfel toelatend’ (zoals in het citaat hierboven) en ‘duidelijk uitkomend, sprekend’, zoals in geprononceerde jukbeenderen.
Prononceren komt via het Franse prononcer ‘uitspreken’ van het Latijnse pronuntiare ‘openlijk uitspreken, uiteenzetten, afkondigen’. Het voorvoegsel pro- betekent ‘voor-’ en nuntiare ‘melden, bericht brengen’ is afgeleid van nuntius ‘bode’. Het woord nuntius wordt in het Nederlands nog steeds gebruikt; zie de Woordpost-aflevering van