Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

embonpoint

betekenis & definitie

gezetheid, enigszins dikke buik

uitspraak
[â(m)-bô(n)-pwè(n)] (met drie nasale klinkers; de laatste rijmt op enfin)

citaat
“Ik las dat koning Willem-Alexander ‘gewoon in de rij staat bij Albert Heijn’. Daar keek ik wel even van op. Ik zag hem voor me: de hermelijnen mantel zou hij er wel niet bij aantrekken, maar die oranje sjerp om zijn koninklijk embonpoint wilde niet van mijn netvlies wijken.”
Bron: Hoe een koninklijk bezoekje aan de supermarkt eruitziet (in Sylvia’s fantasie) (Sylvia Witteman, de Volkskrant, 25 april 2018)

woordfeit
Embonpoint is een enigszins eufemistisch woord om te laten doorschemeren dat iemand aan de dikke kant is. Iemand met een embonpoint is gezet, maar niet noodzakelijkerwijs zwaarlijvig.
Het woord is overgenomen uit het Frans. Het is daar ontstaan uit de woordgroep en bon point, die ‘in goede conditie’ of ‘zich goed voelend’ betekent, en daardoor ook ‘weldoorvoed’. Het Franse point heeft veel betekenissen: naast ‘punt’ en ‘plaats’ is ook ‘positie, toestand’ een veelvoorkomende betekenis; ‘conditie’ is daar een verbijzondering van.