Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

echec

betekenis & definitie

mislukking, fiasco

uitspraak
[ee-sjek]

citaat
"Een PvdA-lijsttrekker heeft niet zo heel lang geleden zelfs de verkiezingen verloren omdat hij deze drank placht te drinken. Toen hij laatst op dit echec terugkeek, zei hij niet ongeestig: 'Er moet méér thee worden gedronken.'"
Bron: Wie zit er te wachten op die wijsheden op theezaklipjes? (Teun van de Keuken, de Volkskrant, 17 juni 2016)

woordfeit
Echec is begin negentiende eeuw ontleend aan het Franse échec 'mislukking'. De oorspronkelijke betekenis in het Frans is 'schaak, schaakmat'; daarnaast bestaat les échecs 'het schaakspel'. Volgens het Etymologisch woordenboek van het Nederlands (2003) werd échec al in de dertiende eeuw in het Frans "in de betekenis 'moeilijke situatie, hinder, mislukking' gebruikt, vermoedelijk naar het schaak staan van de koning in het schaakspel".
Het Franse échec(s) en het Nederlandse schaak/schaken zijn beide via onder meer het Arabisch terug te voeren op het Perzische sjah 'koning', of specifiek: 'koning in het schaakspel'.