Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

chicaneren

betekenis & definitie

betekenis
vitten, kibbelen, moeilijk doen

uitspraak
[sjie-ka-nee-ruhn]

citaat
"Minister Timmermans is, net als vele Kamerleden, terughoudend over de wapenstilstand. Tijdens een Kamerdebat zei hij: 'Laten we maar voorzichtig blijven, we hebben al heel veel gechicaneer meegemaakt.'"
Bron: Porosjenko: overeenstemming met Poetin over methode voor vrede (NRC Handelsblad, 3 september 2014)

woordfeit
Chicaneren komt van het Franse chicaner in de betekenis 'ruziën over pietluttigheden' of 'lastigvallen met onbelangrijke zaken'. De herkomst van dat werkwoord is niet bekend; mogelijk is het een samensmelting van ricaner 'kwaadaardig lachen' en chic in de oude Franse betekenis 'handig'.
Het Frans leidde van chicaner ook chicaneur 'mopperkont' af. Dat werd in het Nederlands verbasterd tot sikkeneur 'zeurpiet', en daaraan danken we het woord sikkeneurig 'lusteloos, mopperig'.