Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

Gepubliceerd op 25-01-2021

ABOMINABEL

betekenis & definitie

UIT:
'Vertrouwen in Rutte gelijk aan bakker op de hoek' (de Volkskrant, 17 september 2013)

CONTEXT:
Het vertrouwen in de politieke leiders is ABOMINABEL. Maar weinig mensen geloven PvdA-leider Samsom of premier Rutte als die zeggen dat het de goede kant op gaat.

:
afschuwelijk, belabberd

UITSPRAAK:
[a-bo-mie-na-buhl]

WOORDFEIT:
Abominabel is in de veertiende eeuw ontleend aan het Franse abominable, dat weer van het Laatlatijnse abominabilis 'afschuwelijk, verfoeilijk' komt. Dit is een afleiding van het werkwoord abominare 'verafschuwen, verwensen', of eigenlijk: '(van iets onheilspellends) wensen dat het er niet was'. Abominare is gevormd op basis van het voorvoegsel ab- 'weg-, ont-' en het zelfstandig naamwoord omen 'voorteken', dat vaak een ongunstige bijklank had.