(Konungariket Sverige), koninkrijk in Noord-Europa, begrensd door de Botnische Golf, Oostzee, 0resud, Kattegat, Noorwegen en Finland, 449964 km2. Hoofdstad: Stockholm.
POLITIEK In april 1980 kreeg de Zweedse regering te kampen met het grootste arbeidsconflict sinds 1909. De werknemers uit de openbare en de privé-sector eisten een loonsverhoging van resp. 12 en 11,3 % en dreigden met een staking. De werkgeversorganisatie reageerde hierop met bedrijfssluiting, wat het hele economische leven van het land lamlegde. Pas op 11.5.1980 kwam er een einde aan het twee weken durende conflict. Zowel de regering, die een loonsverhoging van maximaal 2,5 % nastreefde, als de werkgeversorganisaties moesten inbinden en een loonsverhoging van 6,8—7,3 % toestaan.
Fâlldins kabinet kwam op 22.10.1980 opnieuw in gevaar toen Olof Palme van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij voor het eerst in de Zweedse parlementaire geschiedenis een motie van wantrouwen tegen de regering indiende naar aanleiding van het bezuinigingsplan. De diepere oorzaak was echter de uitslag van een opiniepeiling, waaruit bleek dat bij nieuwe verkiezingen de sociaal-democraten en de communisten 55 % van de stemmen zouden halen. Met een meerderheid van één stem werd de motie verworpen.
Begin mei 1981 viel de coalitie van Fâlldins Centrumpartij met liberalen en conservatieven uiteen toen acht conservatieve ministers hun ontslag indienden nadat Centrumpartij en liberalen een akkoord hadden bereikt met de socialistische oppositie over een wijziging van het belastingsysteem.
Op 19.5.1981 werd Falldin met krappe meerderheid door de Zweedse Rijksdag tot minister-president van een minderheidsregering van Centrumpartij en Liberale Volkspartij gekozen. De coalitie heeft maar 102 van de 349 parlementszetels, maar kon de verkiezingen winnen, doordat de conservatieve afgevaardigden zich van stemming onthielden. Afb.p.643.