Gepubliceerd op 17-01-2021

Steenkool

betekenis & definitie

v./m., vaste fossiele brandstof uit planteresten in de aardkorst ontstaan.

© Reserves De economische winbare wereldkolenvoorraden werden in 1980 op de 11e Wereld Energie Conferentie geschat op 637 mrd. t SKE (steenkoolequivalent). Daarvan is 493 mrd. t SKE steenkool en 144 mrd. t SKE bruinkool. Deze bewezen reserves liggen voornamelijk in de VS (26 %), de USSR (16 %), China (14 %), West-Europa (13 %) en Oost-Europa (11 %) (afb. 1). Van de totale hoeveelheid kan ca. 30 % in dagbouw gewonnen worden. De steenkoolreserves liggen veel meer verspreid dan b.v. die van aardgas of aardolie, zodat de vorming van een steenkoolkartel belangrijk minder voor zal komen dan bij andere grondstoffen. Alle grote industrielanden, met uitzondering van Japan, beschikken over aanzienlijke reserves, dit in tegenstelling tot aardoliereserves.

Produktie Ook de produktie van steenkool vindt vooral in de industrielanden plaats, die zelf de grootste verbruikers zijn. De belangrijkste produktielanden zijn de VS, de USSR en China (afb. 2). Door de aanhoudende prijsstijgingen van olie en gas, waarvan de energie-importerende landen op hun betalingsbalansen steeds meer invloed bemerken, zal steenkool als energiedrager een steeds grotere rol gaan spelen, vooral voor landen met eigen reserves. Dit betekent ook dat het aantrekkelijk wordt niet-conventionele produktiemethoden te ontwikkelen (anders dan dagbouw en schachtmijnbouw). Mogelijkheden zijn o.a. de steenkool ondergronds te verbranden of met oplosmiddelen via boorgaten te winnen. Daarbij moet worden opgemerkt dat met de conventionele mijnbouw slechts ca. 5 % van de totale geschatte voorraden (13127 mrd. t SKE) kan worden gewonnen.

Transport Van de totale wereldproduktie van kool in 1978 kwam slechts 7 % (uitsluitend steenkool) in de wereldhandel terecht, nl. 223 mln. t. Daarvan bestond meer dan de helft uit transporten binnen de EG, binnen de Oostbloklanden en tussen de VS en Canada. Over grote afstanden werd 57 mln. t naar het kolenarme Japan en 45 mln. t naar andere importlanden getransporteerd. De verwachte grotere vraag naar kolen zal de kolenhandel aanzienlijk doen toenemen. Voor het zeetransport zullen de havenfaciliteiten moeten worden uitgebreid. Juist vanwege de spreiding van de producenten zal een menging ter verkrijging van een constant produkt onontbeerlijk zijn, zodat mengbedden in zowel de uitvoerals invoerhavens moeten worden aangelegd.

Het verdere transport vanaf de invoerhaven kan geschieden door de binnenvaart (Nederland), per trein of per pijpleiding. Het vervoer per pijpleiding vindt plaats door de kool als → slurry te verpompen. De steenkool kan ook eerst worden omgezet zoals bij de kolengestookte elektriciteitscentrale of door vergassing (→ veredeling). De laatste methode heeft b.v. voor Nederland het voordeel dat het transport van haven naar centrale, nl. in de vorm van gas, veel goedkoper is omdat het transportnet al aanwezig is. Ook schept vergassing de mogelijkheid het zwavelprobleem op te lossen door het als elementaire zwavel uit de gasstroom te verwijderen.

Nadelen van vergassing zijn de grote investeringen die nodig zijn voor de bouw van de vergassingsinstallaties en het feit dat bij de eenvoudige vergassing een gas van middencalorische waarde wordt geproduceerd, dat een apart gasnet noodzakelijk maakt of door menging met hoogcalorisch gas op de waarde van het Groningse aardgas moet worden gebracht. Afb. p.564.

< >