1. alle activiteiten die erop gericht zijn de geestelijke gezondheid van individuele mensen en groepen in stand te houden, te beschermen, te verbeteren of te herstellen;
2. alle instellingen en organisatievormen die deze activiteiten uitvoeren, onderzoeken en evalueren.
Zowel in Nederland als in België maakt de geestelijke-gezondheidszorg snelle ontwikkelingen door. Het meest opvallend is de groei van het professionalisme, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. De zorg wordt multidisciplinair (d.w.z. psychologen, artsen, pedagogen, pastores, psychiaters, maatschappelijk werkers e.d. houden zich er samen mee bezig), hetgeen overigens ook samenwerkingsproblemen oproept. De sterke groei van het professionalisme houdt het risico in van elitevorming, waardoor de hulpverlening te ver van het alledaagse maatschappelijke gebeuren geplaatst wordt. En dat terwijl men tegelijkertijd meer overtuigd is geraakt van de sterke weerslag van maatschappelijke ontwikkelingen op de psychische gezondheid. Dit is zelfs hét motief waarom allerlei richtingen uit de sociaal-pedagogische sector in de geestelijke-gezondheidszorg binnengehaald worden.
Er worden pogingen gedaan om deze ontmaatschappelijking te doorbreken door een grotere aandacht voor de directe opvang in de eerste-lijnsgezondheidszorg (»echelon) en de inschakeling van vrijwilligers. Verder wordt de vermaatschappelijking in de hand gewerkt door sterke democratiseringstendensen binnen de hulpverleningsinstituten. Deze tendensen komen het meest naar voren bij groeperingen van patiënten en cliënten. Al deze ontwikkelingen vereisen zowel naar binnen als naar buiten een herstructurering van de geestelijke-gezondheidszorg, waarbij bereikbaarheid, flexibiliteit en beheersbaarheid de centrale kwesties vormen. De polarisatie van opvattingen rond het medisch model tegenover het sociaal model begint af te nemen, omdat men inziet dat een juiste organisatie van de geestelijke-gezondheidszorg boven een dergelijke tegenstelling dient uit te groeien.
Als overkoepeling van de geestelijke-gezondheidszorg in Nederland fungeert het Nationaal Centrum voor de Geestelijke Volksgezondheid (NCGV) te Utrecht. Het NCGV is een onafhankelijk instituut voor informatie, onderzoek en beleidsadvisering op het terrein van de geestelijke volksgezondheid en de psychosociale hulpverlening. Binnen de geestelijkegezondheidszorg ziet men in België een wat andere groei van de ambulante of extramurale sector dan in Nederland. In België ontwikkelt deze zich rond de eerste lijn, waarbij de huisarts een belangrijke plaats inneemt. In Nederland is inmiddels een grote zelfstandigheid bereikt binnen de ambulante sector, o.a. gebundeld in de Ned. Vereniging voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (NVAGG). Deze vereniging, ontstaan in 1972 uit een fusie van de verzuilde bureaus, is in 1976 zelfstandig geworden nadat het vier jaar onderdeel was geweest van het Nationaal Centrum voor Geestelijke Volksgezondheid.
In België bevindt de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg zich in een overgangssituatie: een deel van de bestaande organisaties is samengesmolten en men is overgegaan tot het overdragen van de zorg aan de gewesten. In Vlaanderen bestaat daartoe de Nationale Vereniging voor Geestelijke Gezondheidszorg, die zich inzet voor beleidsadvisering, bundeling van diensten in de geestelijke-gezondheidszorg, organiseren van studiedagen en het verlenen van steun aan opleidingscentra. De erkenning en subsidiëring van centra voor geestelijkegezondheidszorg wordt in België geregeld door het KB van 20.3.1975 (gewijzigd in 1976 en 1977). Groeperingen die zich toeleggen op het verstrekken van informatie en het organiseren van vormingscursussen zijn het Nationaal Centrum en de Humanistische Stichting voor Geestelijke Volksgezondheid,