o. (-en), systeem van autonome computers die via onderlinge verbindingen met elkaar kunnen communiceren.
© De individuele computers die deel uitmaken van het computernetwerk kunnen, geografisch gezien, zeer verspreid opgesteld staan (er bestaan wereldwijde computernetwerken), maar ook dicht bij elkaar. Eveneens kan er een groot verschil bestaan in de verwerkingscapaciteit van ieder van de verbonden systemen. Elke computer is echter autonoom en moet zelfstandig kunnen opereren; daarin verschilt een computernetwerk van een multi-processorsysteem.
De onderlinge verbindingen zijn vast of geschakeld. In het eerste geval bestaat er een rechtstreekse koppeling tussen twee deelnemende computers, in het tweede loopt die verbinding via één of meer schakelpunten. Deze schakelpunten zijn zelf vaak computers. Schakelpunten en verbindingen samen worden het communicatienetwerk genoemd. Verbindingen kunnen bestaan uit één of meer koperdraden, maar ook lichtgeleiders of radiografische verbindingen (eventueel via communicatiesatellieten in de ruimte) worden toegepast voor het koppelen van de computers. De communicatie in de zeer complexe computernetwerken is streng gereglementeerd.
Er bestaat een hiërarchie van regels (protocollen), die ervoor zorgen dat tussen de juiste computers contact gemaakt wordt en dat het verkeer vlot en foutloos verloopt. Computernetwerken hebben als doel het gemeenschappelijk gebruik van hulpmiddelen (resource sharing). Soms betreft dit apparatuur (power sharing), waardoor b.v. bij het uitvallen van een computer een andere computer de taak van de eerste overneemt (back-up). Het kan ook zijn dat apparatuur met een speciaal doel door een ieder in het netwerk gebruikt wordt, of dat de werklast van het netwerk wordt verdeeld over de deelnemende computers (load sharing). Dit laatste heeft vooral zin als het netwerk over verscheidene tijdzones ligt verspreid. De zwak benutte (nachtelijke) uren aan één kant van het netwerk kunnen dan produktief gemaakt worden met werk van de andere zijde (waar het dag is).
Vaak echter zijn de hulpmiddelen ook programmatuur of data (data sharing). Bekend en veel besproken in verband met de privacy zijn de ^databanken, waarin grote hoeveelheden gegevens opgeslagen zijn die via het netwerk toegankelijk worden voor de netwerkgebruikers. Computernetwerken zijn ontstaan door het samengaan van twee technieken nl. de computer- en de communicatietechniek. Een belangrijke factor daarbij was natuurlijk de micro-elektronika, die het mogelijk maakte de gewenste functies simpel en betaalbaar te realiseren.
Van deze combinatie van technieken wordt maatschappelijk gezien zeer veel verwacht, ook al zijn die verwachtingen lang niet altijd positief. Nu reeds bestaan er, naast de netwerken voor algemene toepassing als het Amerikaanse ARPA (Advanced Research Projects Agency), TYMNET, het Franse Cyclades-net en het netwerk van de British Post Office, netwerken voor: het reserveren van zitplaatsen in vliegtuigen (SITA — Société Internationale de Télécommunications Aéronautiques), het uitwisselen van medische gegevens, het afwerken van banktransacties, onderwijsdoeleinden enz. Hun aantal is ongelimiteerd en groeit snel. In Nederland heeft de PTT een communicatienetwerk opgezet, DN 1 (Data Netwerk 1), dat begin 1981 van start gaat. Gebruikers daarvan zijn voorlopig de grote banken en enkele grote industrieën. → Teletekst, → Viditel,