Gepubliceerd op 17-01-2021

Communisme

betekenis & definitie

(kommunisme) [<Fr.], o., (streven naar een) maatschappelijke orde zonder particuliere ondernemers en zonder vrije markt.

© De verdeeldheid binnen de communistische beweging is in de jaren zeventig blijven bestaan. Enerzijds bleek het Russisch-Chinese conflict nog steeds onoplosbaar. Anderzijds werd een steeds sterkere nadruk gelegd op de zelfstandigheid van de communistische partijen. Deze tendens blijkt het duidelijkst in het =t-eurocommunisme en werd tijdens de Conferentie van Berlijn (1976) ook formeel bevestigd.

Tegelijkertijd wisten sommige communistische partijen (m.n. in Italië en Frankrijk) hun positie aanzienlijk te versterken en hebben nationale bewegingen met een min of meer sterke communistische invloed in diverse landen belangrijke successen geboekt, zoals in het voormalige Zuid-Vietnam, Cambodja, Laos en Angola. In een aantal gevallen speelde de USSR daarbij een duidelijk ondersteunende rol. Cambodja leek zich aanvankelijk weliswaar te oriënteren op de Chinese Volksrepubliek, maar dat gold van begin af aan minder voor Vietnam, Laos en Angola. Deze landen krijgen relatief veel materiële en/of politieke steun van de USSR, ook al stellen zij zich in het Russisch-Chinese conflict neutraal op. Met het enige Comeconlid dat dezelfde neutraliteitspolitiek voert, Roemenië, bouwde de Chinese Volksrepubliek een steeds hartelijker verhouding op. Daarentegen kwam het met Albanië, China’s traditionele bondgenoot in Europa, na de dood van Mao Tse-toeng tot een ernstig conflict over de politieke koers van de nieuwe Chinese leiders.

De jaren zeventig werden op wereldniveau mede gekenmerkt door een diepe economische crisis in de westerse landen, de toenemende wapenwedloop, en een verhevigde strijd tegen (neo)fascisme en (neo)kolonialisme. In deze situatie lanceerde Herben Mies, voorzitter van de Deutsche Kommunistische Partei, tijdens het partijcongres van nov. 1973 het voorstel om een wereldconferentie van communistische partijen te organiseren: naar zijn mening was er sinds de laatste wereldconferentie zóveel gebeurd, dat een nieuwe conferentie noodzakelijk was. Op dit voorstel werd zeer gemengd gereageerd. Steun kwam vooral van de communistische partijen uit Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika, zoals bleek tijdens een tweetal internationale conferenties die in 1975 werden gehouden. Over de eerste daarvan, een conferentie van Arabische communistische partijen (april 1975), is weinig bekend. Een groot deel van deze partijen werkt ondergronds, zodat de conferentie in het geheim bijeen moest komen.

Zelfs de plaats van samenkomst werd niet bekend gemaakt. Wel werd een verklaring uitgegeven over de doelstellingen en vooruitzichten van de nationale bevrijdingsbewegingen. Het zionisme en het Amerikaanse imperialisme werden scherp veroordeeld, terwijl solidariteit werd betuigd met de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO. De verklaring kritiseerde de Egyptische regering vanwege haar economische politiek, haar ‘compromissen met het imperialisme’ en het interimakkoord met Israël.

Ook de 24 Latijnsamerikaanse partijen, die in juni 1975 in Habana bijeenkwamen, steunden het voorstel van Herbert Mies. In de slotverklaring werd waardering uitgesproken voor een groot aantal Zuid- en Middenamerikaanse regeringen die zich onafhankelijk opstelden tegenover de VS. Tevens sprak men de hoop uit, dat het nationalisme in Latijns-Amerika verbreed en verdiept zou worden tot een anti-imperialistische volksbeweging. De conferentie stond uitvoerig stil bij de gebeurtenissen in Chili, waar de regering-Allende in 1973 gewelddadig was vervangen door een contrarevolutionaire militaire dictatuur. Voor de meeste communistische partijen werd de solidariteit met de vervolgde communisten en socialisten in Chili voortaan een belangrijk onderdeel van hun activiteiten.

Het voorstel om een wereldconferentie te organiseren ondervond echter ook tegenstand, vooral vanuit de Joegoslavische, Roemeense, Italiaanse en Spaanse partijen, die daarin gesteund werden door de Japanse partij. Daarbij stond al snel vast, dat de Chinese Communistische Partij en de Vietnamese, Noordkoreaanse en Albanese partijen niet zouden verschijnen. Onder deze omstandigheden kon er geen sprake meer zijn van een zinvolle wereldconferentie. Men liet het plan daarom varen, zij het niet voordat een felle polemiek was ontstaan tussen de Spaanse partij (PCE) en de Communistische Partij van de Sovjet Unie (CPSU).

In jan. 1974 confereerden 20 Westeuropese communistische partijen in Brussel. Belangrijke punten van bespreking waren de positie van de individuele communistische partijen en de verhouding tussen het socialisme en de westerse democratische traditie. De conferentie distantieerde zich van het ‘Sovjetmodel’: een socialistisch Westeuropa hoefde de parlementaire rechtsstaat niet te vernietigen. Ook zou geen staatsideologie worden opgelegd. Wel zou de Europese Economische Gemeenschap diepgaand gedemocratiseerd moeten worden. De deelnemers werden het niet eens over de mate waarin de nationalisaties noodzakelijk zouden zijn, m.n. omdat de Italiaanse partij die op de drempel van de regeringsverantwoordelijkheid meende te staan zich in deze kwestie terughoudend opstelde.

In het slotcommuniqué werd verklaard, dat elke communistische partij haar eigen weg moest volgen, afhankelijk van de nationale tradities en omstandigheden. De conferentie onthield zich van een stellingname in het Russisch-Chinese conflict en sprak zich niet officieel uit over een mondiale of Europese conferentie van communistische partijen. Wèl werd duidelijk dat de Italiaanse en Franse partijsecretarissen, E.Berlinguer en G.Marchais, voorstanders waren van een conferentie van Oost- en Westeuropese partijen. De Roemeense en Joegoslavische communistische partijen verklaarden slechts aan een dergelijke conferentie te zullen deelnemen, als daar geen enkele partij veroordeeld of uitgestoten zou worden. In juni 1974 sprak ook de Russische partijleider L.Brezjnev zich uit voor een Europese conferentie; naar zijn mening zouden op deze conferentie kwesties van vrede en veiligheid en de strijd voor het socialisme aan de orde moeten komen. Dezelfde Europese communistische partijen die zich hadden verzet tegen een wereldconferentie, voelden wel voor een Europese conferentie.

Dat gold ook voor de Spaanse PCE, sinds de Italiaanse en Franse partijen erin geslaagd waren om — althans op dit punt — een verzoening tot stand te brengen tussen de Spaanse partij en de CPSU. In okt. 1974 kwam in Warschau een consultatieve vergadering van communistische partijen bijeen ter voorbereiding van de conferentie. Als plaats van samenkomst werd Oost-Berlijn gekozen. De conferentie zou uitgaan van het consensusbeginsel, d.w.z. dat geen besluit genomen en geen gemeenschappelijke verklaring afgelegd zou worden als ook maar een van de deelnemers zich daartegen zou verzetten. De Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) ontwierp een gemeenschappelijke verklaring, die echter in verschillende versies door andere partijen werd afgewezen. Mede daardoor kon de conferentie pas na veel uitstel en moeizame besprekingen in juni 1976 beginnen.

Ook de Communistische Partij van Nederland (CPN) en de Communistische Partij van België (CPB) waren aanwezig. De CPN doorbrak daarmee haar traditionele afzijdigheid van internationale conferenties; voor de CPB gold dat niet, maar beide partijen hechtten veel waarde aan de uitgangspunten en conclusies van deze conferentie. In de gemeenschappelijke verklaring die aan het slot van de Berlijnse conferentie werd afgelegd, werd betoogd dat vreedzame coëxistentie de beste voorwaarden schept voor de klassenstrijd. Daaruit vloeit de noodzaak voort tot een actieve vredes- en ontspanningspolitiek. Voorts werd gesteld dat de ontspanning voor zover ingetreden aan het imperialisme was opgelegd dank zij een verschuiving in de internationale machtsverhoudingen ten gunste van het socialisme. Voor het eerst werd vastgelegd, dat niet iedere kritiek op de politiek van de deelnemende communistische partijen als ‘anticommunistisch’ kon worden afgedaan. Daarmee werd de zelfstandigheid van de communistische partijen ook formeel bevestigd.