Gepubliceerd op 17-01-2021

Chemische industrie

betekenis & definitie

algemene ben. voor takken van nijverheid die bij de bereiding van produkten (o.a. aardolieprodukten, geneesmiddelen en meststoffen) van chemische reacties gebruik maken. Sinds het einde van de jaren vijftig behoorde de chemische industrie tot de snelstgroeiende bedrijfstakken in België en Nederland.

In België lag de jaarlijkse produktietoename tot 1974 rond en vaak boven de 20 %, in Nederland was dat (van 1963-72) ca. 15 %, wat meer was dan in de meeste andere Westeuropese landen, zelfs meer dan in Japan. In de jaren zeventig trad er echter een vertraging in de ontwikkeling op. Een aantal factoren speelt daarbij een rol. De naoorlogse inhaalvraag is voorbij en verschillende markten (landbouw, woningbouw, textielnijverheid) vertonen verzadigingsverschijnselen. Verder is er in West-Europa een afnemende bevolkingsgroei en stijgen de kosten snel (grondstoffen, energie, lonen en maatregelen ter bescherming van het milieu). Voor de chemie komt hier nog bij dat de procestechnologie de zgn. prévolwassenheid bereikte, dat wil zeggen dat er minder nieuwe basisprocédés werden gevonden en minder profijt van schaalvergroting kon worden verkregen.

Tenslotte ontstond een aanzienlijke concurrentie van nieuwe industriële centra, o.a. in Mexico, Puerto-Rico, Zuid-Korea en Taiwan. Dit alles leidde voor de Westeuropese chemische industrie tot overcapaciteit, een vermindering van de opbrengstprijzen, een lagere produktiviteit en lagere rentabiliteit.In Nederland stagneerde de groei niet alleen door de problemen die voortvloeien uit de toegenomen energieprijzen, maar ook door de toegenomen waakzaamheid van de regering en de bevolking ten aanzien van de lucht- en waterverontreiniging en van de veiligheid binnen en, in de directe omgeving, buiten de bedrijven. Zo heeft de ontploffing van een naftakraker bij DSM (Beek) in nov. 1975, waarbij een aantal mensen omkwam en het verkeer op de autosnelweg langs het bedrijf een aantal dagen moest worden stilgelegd, velen doen beseffen dat soortgelijke rampen, met een eventueel nog rampzaliger afloop, op veel meer plaatsen mogelijk zijn. Bedrijven kunnen in Nederland gedwongen worden tot (meestal tijdelijke) sluiting, als deze door de Arbeidsinspectie onveilig geacht worden of indien de omgeving te veel verontreinigd wordt. Zo werd een plasticfabriek van General Electric in Bergen op Zoom op 5.8.1977 op last van de commissaris van de koningin tijdelijk gesloten, omdat daaruit in de eerste helft van 1977 een aantal giftige stoffen was ontsnapt. Dit betrof een hoeveelheid fosgeen (waardoor 18 werknemers in het ziekenhuis terechtkwamen), daarna ca. 6001 benzeen en ten slotte ca. 580 t methyleenchloride. Het transport van gevaarlijke stoffen wordt aan strengere eisen onderworpen.

Het belang hiervan werd door de ramp met een tankwagen op de camping Alfaques (Spanje) van juni 1978 opnieuw onder de aandacht gebracht. De steeds strengere eisen die met betrekking tot de genoemde zaken gesteld worden, vergen juist in de chemische industrie geweldige investeringen die niet direct ten gunste van de groei komen, b.v. voor zuiveringsinstallaties en ten behoeve van de veiligheid. Zo heeft DSM begin 1977 f 200 mln. voor het treffen van veiligheidsmaatregelen vrijgemaakt.

De omzet van de chemische industrie, waarin 96000 mensen werkzaam zijn, bedroeg in 1979 in Nederland f 27 mrd.; daarvan was 88,1 % afkomstig van de export. De chemische industrie nam 13,8 % van de totale industrie voor haar rekening.

Ook België, waar de chemische industrie in 1978 in Vlaanderen nog altijd voor 55600 arbeidsplaatsen zorgde, in Brussel voor 18700 en in Wallonië voor 17200, heeft af te rekenen met de gevolgen van de sterke stijging van de produktiekosten. De jaarlijkse groei van de sector daalde in België van gemiddeld 28,5 % in de periode 1967-73 tot 4 % in 1977.

< >