afvalstoffen zoals bedoeld in de Wet Chemische Afvalstoffen van 11.2.1976, Stb. 214, nader omschreven in het Stoffen- en Processenbesluit van 26.5.1977, Stb. 435. In het besluit wordt een aantal chemische stoffen genoemd en in vier klassen ingedeeld.
Bij iedere klasse behoort een concentratiegrens. Als een afvalstof een van de in het besluit genoemde chemische stoffen bevat in een concentratie die de aangegeven grenzen overschrijdt, dan wordt hij beschouwd als een chemische afvalstof. In de klasse met de laagste concentratiegrens (50 mg/kg op drogestofbasis) zijn de meest schadelijke stoffen opgenomen. De andere concentratiegrenzen zijn 5000 mg/kg, 20000 mg/kg en 50000 mg/kg.Het aantal soorten chemische afvalstoffen is zeer groot, ook al omdat allerlei mengsels van stoffen mogelijk zijn. In het algemeen zijn ze agressief, gevaarlijk voor het milieu en moeilijk verwerkbaar. Teneinde milieuverontreiniging door deze afvalstoffen tegen te gaan, is het noodzakelijk om het ontstaan ervan zoveel mogelijk te voorkomen, hergebruik te stimuleren of ze om te zetten in stoffen die wel kunnen worden hergebruikt dan wel geen gevaar meer vormen voor het milieu.
De huidige verwerking bestaat voornamelijk uit het afdestilleren van oplosmiddelen, het lozen op zee van waterige afvalstoffen, het verbranden op zee of in vuilverbrandingsovens, opslag in verlaten zoutmijnen en toepassing als brandstof of als vulstof (b.v. bij de aanleg van wegen). Voor sommige specifieke chemische afvalstoffen zijn er aparte verwerkingsmogelijkheden, waarvoor deze stoffen apart moeten worden ingezameld. Zo kan b.v. zilver worden teruggewonnen uit afgewerkte fotografische stoffen.
Wanneer chemische afvalstoffen niet meteen kunnen worden verwerkt, b.v. anorganische zouten die niet thermisch zijn te ontleden, dan kunnen ze (tijdelijk) worden gestort in of op de bodem, hoewel dit volgens de Wet Chemische Afvalstoffen in beginsel verboden is. Er is echter onder bepaalde voorwaarden ontheffing van dit verbod mogelijk. Daarbij kunnen eisen worden gesteld met betrekking tot de uitloogbaarheid van schadelijke stoffen, waardoor bodem- of grondwaterverontreiniging zou kunnen ontstaan.
Volgens de Wet Chemische Afvalstoffen is de afvalproducent als eerste verantwoordelijk voor verantwoorde verwijdering van zijn niet-verwerkbare afvalstoffen. In afwachting van een oplossing dient het afval op een uit milieu-oogpunt verantwoorde manier te worden opgeslagen. Vooral voor kleine chemische bedrijven is het vooralsnog moeilijk om van hun afval af te komen. Het is vaak economisch niet haalbaar speciale verbrandingsinstallaties met rookgaswassing aan te schaffen of een verwerking van het afval te realiseren zoals de grote bedrijven vaak al wel hebben gedaan.
Jaarlijks wordt in Nederland ca. 1,4 mln. t chemische afvalstoffen geproduceerd, waarvan ruim 684000 t met bestaande technieken onschadelijk dan wel voor hergebruik geschikt kan worden gemaakt. De overige (nog) niet-verwerkbare chemische afvalstoffen bestaan uit 5300001 bulkafvalstoffen (waarvan een producent meer dan 5000 t/jaar produceert, b.v. slib van industriële zuiveringsinstallaties). 33001 afvalstoffen die in afwachting van verwerkingsmethoden tijdelijk worden opgeslagen (b.v. metaalslib), en overige afvalstoffen. Onderverdeeld naar gelang van de giftigheid vallen deze overige afvalstoffen in drie categorieën uiteen: 2210 t in de zware categorie (zeer giftig afval, b.v. kwikafval, afval van chemische wasserijen), 45600 t in de middencategorie (b.v. katalysatorresten, asbestafval, restanten van verf en lak) en 134500 t in de lichte categorie (slib van rioolzuiveringsinstallaties, resten van autowrakken).
In België vallen giftige chemische afvalstoffen onder de Wet op het Giftige Afval van 22.7.1974. In het KB van 9.2.1976 is een opsomming gemaakt van de giftige chemische afvalstoffen.