Gepubliceerd op 04-08-2020

Waterspiegel

betekenis & definitie

Waterspiegel, m. gmv. oppervlakte van het water. *-, (-s), watergordel die een drijvend schip omvangt.

*...SPIN, v. (-nen), zek. insekt.
*...SPOOR, o. (...oren), teeken op de oppervlakte des waters door een varend schip achtergelaten; aangewezen waterweg.
*...SPRONG, m. (-en), hoeveelheid water met eenen straal opgevoerd (b.v. van eene fontein of springbron).
*...SPUIT, v. (-en), toestel om water op te voeren.
*...STAAT, m. gmv. landsbeheer der dijken, bruggen enz., toezigt over de waterwerken.
*...STAG, v. (-gen), (zeew.) zek. touwwerk.
*...STEEN, m. (-en), gootsteen.
*...STOF, v. zek. chemisch bestanddeel.
*...STOFGAS, o. een der bestanddeelen van het water. -LUCHT, v. gmv.
*...STOOM, m. damp van heet of kokend water.
*...STRAAL, m. (...alen), uitspringend -, uitstroomend water.
*...STREEP, v. (...epen), golvende streep op eene schelp.
*...STROOM, m. (-en).
*...STRUIK, m. (-en), heestergewas in of nabij het water.
*...TANDEN, ow. gel. (ik watertandde, heb gewatertand), lust in -, begeerte tot iets hebben (inz. van spijs of drank); die vruchten doen mij -.
*...TEUGELING, v. (-en), waterkeering.
*...TOGT, m. (-en), -JE, (B. -N), o. (-s), reis ter zee of op eene rivier, uitspanning op het water.
*...TON, v. (-nen).
*...TOOVERIJ, v.
*...TOR, v. (-ren), zek. dier.
*...TRAPPER,
*...TREDER, m. (-s), die op het water loopt; kunstmatige zwemmer; (fig.) schip.
*...TWIST, o. gmv. garen op watermolens vervaardigd; soort geweven wit goed.
*...UURWERK, o. (-en).
*...VAL, m. (-len), water eener rivier dat van eene hoogte nederstort.
*...VAREN, o. zek. plant.
*...VAT, o. (-en), vat waarin water wordt bewaard; (ontl.) deel der blaas.
*...VATBREUK, v. (-en), (heelk.).
*...VELD, o. (fig.) het water, de oppervlakte des waters.
*...VERF,
*...WERW, v. (-en), soort verf (tegenstelling van olieverf), † aqua tinta; teekening in - of sapverf, † aquarelle.
*...VERKLEURING, v. (-en), verandering in de kleuren van het water der zee.
*...VERPLAATSING, v. (-en), (zeew.) ruimte door eenig ligchaam in het water ingenomen.
*...VERVAL, o. (zeew.) verschil van diepte bij hoog of laag water.
*...VISCH, m. (...sschen), visch die zonder saus gegeten wordt.
*...VLAAG, v. (...agen), (zeew.).
*...VLAK, v. (-ken), vlak door water veroorzaakt. -, o. (fig.) oppervlakte des waters.
*...VLIEG, v. (-en), zek. insekt.
*...VLIES, o. (...zen), (ontl.).
*...VLOED, m. (-en), overstrooming.
*...VLOO, v. (-ijen, B. -en), zek. dier.
*...VOGEL, m. (-s), vogel die in of op het water leeft.
*...VOOR(ZEG)SPELKUNDE, v. gmv. waarzeggerij uit het water.
*...VREES, v. afkeer van het water; zek. ziekte (inz. door den beet van een dollen hond ontstaande).
*...VUURBALLEN, m. mv. zek. kunstvuurwerk.
*...WAAG, v. (...agen).
*...WEGER, m. (-s), zek. werktuig.
*...WEEGBREE, v. gmv. zek. plant.
*...WEEGKUNDE, v. gmv. deel der toegepaste hoogere wiskunde, † hydrostatica.
*...WEEGLUIS, v. (...zen), soort ongedierte.
*...WEL, v. (-len), bron.
*...WERK, o. (-en), bouwwerk in het water opgetrokken; waterkeering; toestel bij de waterbouwkundigen in gebruik, fontein, springbron.
*...WERKKUNDE, v. gmv. waterbouwkunde.
*...WILG, m. (-en), zek. boom.
*...WIND, m. (-en), zeewind; (fig.) frissche koelte.
*...WORM, m. (B.v.), (-en).
*...ZAK, m. (-ken), lederen zak waarin water bewaard of vervoerd wordt, deel eener tabakspijp waarin bij het rooken het vocht valt.
*...ZEIL, o. (-en), (zeew.).
*...ZIJP, v. (-en), waterloop.
*...ZOO, v. watervischjes, visch die zonder saus gegeten wordt.
*...ZUCHT, v gmv. zek. ziekte.
*...ZUCHTIG, bn. (-er, -st), aan waterzucht lijdende, - onderhevig.
*...ZWALUW, v. (-en), zek. vogel.
*...ZWAVEL, v. (scheik.).
*...ZWIJN, o. (-en), zek. zuid-amerikaansch zwijn, tapir.