Liflaf, bn. smakeloos, laf, ongezouten.
*-FEN, ow. gel. (ik liflafte, heb geliflaft), laf en walgelijk liefkozen; zottepraat uitslaan.
*-FERIJ, v. walgelijke liefkozing, laffe kost, malle praat.
Gepubliceerd op 04-08-2020
betekenis & definitie
Liflaf, bn. smakeloos, laf, ongezouten.
*-FEN, ow. gel. (ik liflafte, heb geliflaft), laf en walgelijk liefkozen; zottepraat uitslaan.
*-FERIJ, v. walgelijke liefkozing, laffe kost, malle praat.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: