Juweel, o. (-en), edele steen; (fig.) een -, iets uitstekends, iets voortreffelijks (van personen zoowel als van zaken); -en, kostbaarheden, kleinoodiën; (fig.) voorwerpen waarop men trotsch is.
*-EN, bn. uit edelgesteente zamengesteld.
*-DOOSJE,
*-KISTJE,
*-KOFFERTJE, (B. -N), o. (-s).
*-HANDEL, m. gmv.
*-POEDER, o. diamantpoeder.
*-ZETTER, m. (-s).