Jonker, m. (-s), adellijk jongman, edelman; kadet bij het leger,
*-ACHTIG, bn. (er, -st), adellijk; (fig.) - wild, wild dat riekt
*-EN, ow. gel. (ik jonkerde, heb gejonkerd), (fig.) ledig gaan, straatslijpen.
*-PARTIJ, v. (adellijke) partij van den teruggang (in Pruissen).