Gepubliceerd op 04-08-2020

Jagt

betekenis & definitie

Jagt, (B. JACHT), v. gmv. het jagen, jagtbedrijf; schilderstuk dat eene jagtpartij voorstelt; jagttijd; het verkregen wild; (fig.) haast, drift, overijling; - maken, zeer veel haast maken; (fig.) - maken op, vervolgen, nazetten; (ook) bejagen, haken, dingen naar (iets). *-, o. zeker vaartuig, yacht.

*-AKTE, v. (-en),
*-BEWIJS, o. (...zen), vergunning om te jagen.
*-BEDRIJF, o. het jagen.
*-BOSCH, o. (...bosschen), bosch waarin zich wild ophoudt.
*-BROEK, v. (-en).
*-BUIS, o. (...zen).
*-DAG, m. (-en).
*-DUIVEL, m. (-s), onver- moeid@#jager; (fig.) iem. die altoos haastig is.
*-EN, bw. ow. gel. (ik jagtte, heb gejagt), sterk aanzetten, haasten; zich haasten, jagt hebben, grooten haast maken.
*-ER, m. (-s), iem. die grooten haast maakt.
*-GAREN, o. (-s), jagersnet.
*-GEREGT, o. (-en), maal der jagers. - of
*-GERIGT, o. regtbank ter beslissing van jagtovertredingen.
*-GESCHREEUW, o. gmv.
*-GEWEER, o. (...eren).
*-GEZEL, m. (-len).
*-GEZELLIN, v. (-nen).
*-GODES, of
*-GODIN, v. Diana.
*-GROND, m. (-en),
*-HAVEN, v. (-s), plaats van bijeenkomst van liefhebbers van roeijen en zeilen, en waar de jagten (pleiziervaartuigen) bewaard worden.
*-HOND, m. (-en), hond die op de jagt gebruikt wordt; de - en, zeker sterrebeeld.
*-HOORN, m. (-s), horen waarop de jager blaast.
*-HUIS, o. (...zen).
*-IG, bn. en bijw. (-er, -st), haastig; ijlings, ijllings.
*-KLEED, o. (...eren).
*-LAND, o. (-en).
*-OPZIENER, m. (-s).
*-PAARD, o. (-en).
*-PARTIJ, v. (-en).
*-REGT, o. gmv. regt (dat iem. heeft) om op zekere plaats te jagen.
*-RIEM, m. (-en).
*-RIJTUIG, o. (-en), ligt wagentje.
*-ROER, o. (en), geweer.
*-SCHIP, o. (...schepen), klein roeivaartuig.
*-SCHOEN, m. (-en).
*-SLOT, o. (-en), kasteel waar de jagers bijeenkomen of zich uitrusten.
*-SNEEUW, v. gmv. fijne sneeuw, ligt wegstuivende sneeuwvlokjes.
*-SPIETS, v.,
*-SPRIET, m. (-en), wapen waarvan men zich bij de jagt op de wilde zwijnen bedient.
*-STER, v. (-s), zij die anderen haast, zelve haast maakt.
*-STOET, m. gezelschap jagers (van eenen vorst enz.).
*-STUK, o. (-ken), (schild.) afbeelding van eene jagt; zie ook JAGERSSTUK.
*-TIJD, m. tijd wanneer gejaagd wordt.
*-TUIG, o. jagtgereedschap.
*-VANG, v. opbrengst der jagt.
*-VERLOF, o. (...ven), zie JAGTAKTE.
*-VERMAAK, o. gmv.
*-VOGEL, m. (-s), lokvogel.
*-WAGEN, m. (-s), ligt rijtuig.
*-WET, v. (-ten), wet houdende voorschriften betreffende het jagen.
*-WEZEN, o. gmv. al wat het jagtbedrijf behoort.