Gepubliceerd op 04-08-2020

Aangeboren

betekenis & definitie

Aangeboren,1) vd. en bn. eigenaardig, natuurlijk, ingeschapen.

*...GEDAAN, vd. en bn. getroffen, bewogen, verteederd.
*...GEHAALD,
*...GEHOUDEN, vd. en bn. in beslag genomen; (fig.) (plaats) aan (een boek) ontleend.
*...GEHUWD, vd. en bn. door huwelijk vermaagschapt.
*...GEKLAAGD, vd. en bn. beschuldigd, betigt. -E, m. en v. (-n).
*...GEKOMEN, vd. en bn. (fig.) toegenomen (in krachten).
*...GELEERD, dw. en bn. geoefend, bedreven.
*...GELEGEN, vd. en bn. digtbijgelegen, belendende; belangrijk, gewigtig. -HEID, v. (...heden), belangrijkheid; zaak.
*...GEMERKT, vd. en bn. opgemerkt. -, vw. naardien, vermits, dewijl.
1)

Niet alle verleden deelwoorden met AANGE beginnende zijn hier opgenomen; wij hebben ons bepaald tot de vermelding van de voornaamste onder dezulken die meestal als bijvoegelijke naamwoorden gebezigd worden./