Gepubliceerd op 04-08-2020

Aanbaffen

betekenis & definitie

Aanbaffen, bw. gel. (ik bafte aan, heb aangebaft), aanblaffen; § iem. naschreeuwen, vinnig toespreken.

*...BAGGEREN, bw. gel. (ik baggerde aan, heb aangebaggerd).
*...BAKKEN, ow. bw. gel. (het of ik bakte aan, het is of ik heb aangebakken), vastbakken aan de pan enz.; vlijtig doorbakken.
*...BAKKING, v. gmv.
*...BAKSEL, o. (-s), het aangebakkene.
*...BALKEN, bw. ow. gel. (ik balkte aan, heb aangebalkt), aanblaffen; gedurig balken, schreeuwen, tieren.
*...BAREN, ow. gel. (ik baarde aan, heb aangebaard), (zeew.) aanvaren; alle zeilen bijzetten; aan boord komen.
*...BARING, v. (-en), aanzeiling.
*...BASSEN, bw. gel. (ik baste aan, heb aangebast), aanblaffen.