Gebied van een chromosoom dat meerdere genen omvat die onafhankelijk van hun functie in dezelfde mate afgeschreven worden
Bij prokaryoten zijn de genen georganiseerd in operons, d.w.z. clusters van structurele en regulerende genen, receptoren en transporters, die met elkaar een bepaalde functie uitvoeren. Het lac-operon codeert bijvoorbeeld voor drie structurele genen en drie regulerende sequenties die samen de afbraak van lactose verzorgen. De genen van een operon worden afgeschreven in één lang mRNA dat polycistronisch genoemd wordt.
Eukaryotische genomen kennen geen organisatie in operons, maar hebben wel DNA-domeinen die synchroon transcriptioneel actief zijn. Dit werd voor het eerst ontdekt bij genoomassemblages van de nematode worm Caenorhabditis elegans; men schatte dat 20% van het DNA georganiseerd was in polycistronische eenheden. Spellman en Rubin vonden dat bij Drosophila eveneens ongeveer 20% van het genoom bestaat uit expressie-territoria, in totaal 200, elk met 30 tot 40 genen. Opvallend was het gebrek aan functionele samenhang tussen de genen van één territorium. Kennelijk kan de activiteit van een gen de transcriptie van naburige, maar functioneel totaal ongerelateerde, genen beïnvloeden vanwege de epigenetisch gereguleerde chromatine-hermodellering die gepaard gaat met de transcriptie.
Ook bij gewervelde dieren zijn er aanwijzingen voor positionele effecten die gecorreleerde genexpressies veroorzaken. Het is bekend dat de meest actieve delen van een chromosoom bij elkaar liggen in het centrum van de nucleus. Deze plaatsen zijn met in situ-hybridisatie zichtbaar te maken. In zo’n “transcriptiefabriek” komen meerdere genen tegelijkertijd tot expressie.
Het is aannemelijk dat de onderlinge positie van genen in het genoom, of hun betrokkenheid bij hetzelfde transcriptieterritorium, ook hun gezamenlijke fenotypische evolutie beïnvloedt en evolutionaire bijproducten van selectie kan veroorzaken.