Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 16-06-2017

Pipo

betekenis & definitie

Pipo - slang voor ‘snoeshaan, kerel’. Vooral in de verbinding een rare pipo.

Ze gaven me de heilige verzekering dat die verwachte telg, indien het een ‘pipo’ werd, naar mij vernoemd zou worden... Ben Borgart: Fontana, 1988

Mensen zijn rare pipo’s, weet je, die in de ogen van een vechthond maar al te vaak op de verkeerde manier de aandacht op zich vestigen. de Volkskrant, 01-06-91

Aan wie is dit nu besteed? Aan die rare pipo’s die zich ook wel fans noemen, denk ik. Oor, 08-02-92

< >