telg
...
Ontdek ons tijdschrift
en lees alles over taal uit Nederland en Vlaanderen*Zolang de voorraad strekt
Van Dale Uitgevers (1950)
(-en), 1. v., loot van een boom, boomscheutje: jonge boom of heester, geschikt om geplant te worden: 2. m. en v. (-en), afstammeling, spruit van een geslacht, van een familie: een waardige telg van een oud geslacht.
Muiswerk Educatief (2017)
telg - zelfstandig naamwoord 1. iemand die een bepaalde ander als voorouder heeft ♢ hij is een telg van de beroemde familie Von Hohenzollern Zelfstandig naamwoord: telg de telg de telgen ...
M. J. Koenen's (1937)
v. telgen, in de fig. bet. m. en v. telgen (boomstek, jong boompje; fig. afstammeling): een telg uit het huis van Oranje.
Jozef Verschueren (1930)
(-en; -je) 1. v. Eig. boomstek, boomscheutje. Syn. ➝ kiem. 2. m. en v. Metf. afstammeling: een van een adellijk geslacht.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: