Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 16-06-2017

-paus

betekenis & definitie

-paus - tweede deel in samenstellingen als kunstpaus, cultuurpaus: autoriteit op een bepaald gebied; iemand met erg veel kennis op een bepaald vakgebied. Informeel. → tussenpaus.

Welke ambtenaar of gezonde kunstpaus kan twee reebruine ogen en een diep decolleté zijn hulp weigeren? Jan Cremer: Logboek, 1978

William Gibson als techno-paus voor een nieuwe computer-generatie. Oor, 14-07-90

In die commissie ontpopte Brummelkamp zich als wat zijn collega’s een ‘kunstpaus’ noemden. Vrij Nederland, 22-09-90

DE SEXAHOLICS ANONYMUS, die ik verleden week aan de schandpaal nagelde, komen ook weer voor in een interview met de ‘computerpaus’ Marvin Minsky in HP/De Tijd van 8 maart. Het Parool, 16-04-91

Maar in elk geval is ze daar dan toch een spijkerharde kunstpaus. Voor haar is kunst op zijn minst heel moeilijk en moet toneel toch in het Latijn geschreven en nog experimenteler dan experimenteel zijn. Nieuwe Revu, 29-01-97

Een kunstpaus met menselijke vonken, het komt ook een beetje door het embonpoint van Rudi Fuchs. Elsevier, 19-04-97