Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 15-06-2017

Macho

betekenis & definitie

Macho - (Sp.), als zelfstandig naamwoord: man die zich stoer gedraagt; hanig type. In de Latijns-Amerikaanse landen waarderend gebruikt, maar in onze contreien, met name onder post-feministen, vooral een scheldwoord geworden. Machismo noemt men het gedrag van een macho.

Macho. Op de Nederlandse Antillen en in Zuid-Amerika is de aanduiding ‘macho’ een eretitel voor een bink die het ‘gemaakt’ heeft. Een Firebird onder z’n kont en een gedienstige mooie meid aan elke (goudgeringde) vinger. Komt zo’n jongen hier blijkt macho een scheldwoord van de feministen. Verwarring. Vooral omdat nu, in het voortdurende proces van betekenisverandering van woorden waarmee allerlei subculturen hun ‘geheimtaal’ willen beschermen, macho weer een compliment begint te worden. Hans Ferrée: Het trendletter ABC, 1983

Buitenstaanders noemen me soms een macho, omdat ik zakelijk ben en omdat mijn secretaresse tijdens vergaderingen rondgaat met de koffiepot. Avenue, juli/augustus 1993

als bijvoeglijk naamwoord of voorvoegsel: hanig, stoer; het gedrag van een macho vertonend.

Zoals ik daar op het veld op de grond lig met die potenrammers om me heen, dan is het macho-gedrag er wel af. HP/De Tijd, 02-03-97