Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 08-06-2017

Gup(pie)

betekenis & definitie

informele jeugdtaal voor ‘duf, saai persoon’. Het scheldwoord achterlijke gup werd eind jaren zeventig door André van Duin gelanceerd.

Mensen mogen mij best een gup vinden, dat is ieders vrijheid, maar alleen als ze met me gepraat hebben, dan kennen ze me. Club, juni 1988

Ik vond het allemaal van die droge, dorre rotkoppen. Net wandelende Transactionele Analyse boeken! Ik hing ieder uur met m’n moeder en m’n zuster aan de telefoon. ‘Het zijn zulke guppies! Ik hou het hier niet uit!’ Jantiene van Aschs: Intermezzo, 1988

... deze ‘kleine slome lompe studiebolletjes’, ook wel aangeduid als ‘eitjes’, ‘guppies’, ‘Harries’ of ‘veterboys’. Mieke de Waal: Meisjes: een wereld apart, 1989

Ik was vroeger PvdA. Maar ja, al die guppen en yuppen. Nieuwe Revu, 13-04-94

De bewoners van die zweethallen bekeken me met iets van verbazing ook: wat deed zo’n square gup hier? Nieuwe Revu, 19-11-97

jong persoon; snotneus.

Leigh zegt dat het volstrekt niet door de beugel kan dat de hoogste man van het land het in zijn eigen huis aanlegt met een guppie van 21 jaar. Elsevier, 31-01-98

< >