Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 06-06-2017

Alfahulp

betekenis & definitie

Alfahulp - goedkope gezins- en bejaardenverzorgster; hulpkracht voor huishoudelijk werk bij bejaarden en zieken die nog geen behoefte hebben aan voortdurende bijstand. De term wordt ook gebruikt voor het werk zelf. Alfahulp wordt maximaal twaalf uur per week geboden, op niet meer dan twee dagen. De gemeentelijke dienst Gezinsverzorging of de plaatselijke kruisvereniging zorgt voor deze hulp, terwijl de helpende niet noodzakelijk bij deze instelling in dienst is. Men spreekt ook nog van alfahelper, alfacliënt enz. Sinds 1985.

In het verleden spande de ombudsvrouw zich onder andere in voor vrouwen in de WAO, alpha-helpsters, directrices van basisscholen en zwangere werkneemsters. Opzij, maart 1987

Uw buurman kan nog lopen en zelfstandig naar de wc gaan. Ik denk dat de eerste tijd kan worden volstaan met een alpha-hulp. Haagse Post, 18-05-89

Dit is geen steekproef, maar een gerichte actie van de Amsterdamse belastinginspectie, die de alphahulpen er collectief van verdenkt de belastingen te ontduiken. Het Parool, 24-11-90

Delft. Een alfahulp helpt een multiple-sclerose-patiënt thuis met wassen en aankleden. Sinds de introductie van de alfahulp in 1985, schommelt het aantal hulpverleningsuren in de traditionele gezinshulp rond de veertig miljoen, terwijl er acht miljoen uren alfahulp bij zijn gekomen. Elsevier, 23-04-94

< >