Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Gepubliceerd op 20-06-2017

Zieken

betekenis & definitie

Zieken - (Am.-Eng. to sick), de boel verpesten; zitten treiteren; (anderen) ergeren door zijn gedrag; voortdurend negatieve kritiek geven. Iemand zieken is ‘iemand plagen, treiteren’. Informeel en wellicht ontstaan in de jeugdtaal. De Amerikaanse rapgroep The Beastie Boys had destijds een nummer met als titel ‘Licensed to ill’, ofwel ‘pesten toegestaan’.

Zat ze hoerig te lonken naar de kerels om mijn maat te zieken... Jan Cremer: De Hunnen. Deel III (Vrede), 1983

Ikzelf zal het nooit uitlokken maar als het moet gaat de beuk erin. Het is echt feesten hé. Niet altijd zieken hoor. Als je bewust gaat zieken, kan je het binnen een kwartier krijgen ook. Vrij Nederland, 30-08-86 Hij kan nu toch aardig zieken. Vinyl, juli/augustus 1987

Dan jatten we op z’n minst wat handdoeken of glazen uit zo’n tent om die man te zieken. de Volkskrant, 25-03-88

En als ze flink stoned zijn gaan ze zieken en giechelen. Jan Eilander: Altijd te laat, 1992

Hofman werd nogal gedold en werd hij niet gedold dan werd hij wel geziekt en als hij niet geziekt werd dan werd hij gepiepeld en werd hij niet gepiepeld dan werd hij wel getreiterd... Hard gras, mei 1996

Hij had een uitgesproken kwaaie dronk, ging tot de laatste uurtjes door met beledigen en zieken, maar de volgende ochtend stond hij alweer vroeg op de tennisbaan. Nieuwe Revu, 23-12-97