Neologismen

Instituut voor de Nederlandse Taal (2020)

Gepubliceerd op 07-04-2020

taalmaatje

betekenis & definitie

iemand die een niet-moedertaalspreker van een taal helpt om zich die taal goed eigen te maken door er geregeld langs te gaan, over allerlei alledaagse zaken te praten, te helpen met het invullen van formulieren en met het bezoeken van officiële instanties, met als doel dat de niet-moedertaalspreker zich steeds beter leert te redden in de taal en het taalmaatje op den duur niet meer nodig heeft om te kunnen functioneren

Als taalmaatje/taalcoach ondersteunt u een vluchteling of andere nieuwkomers bij het leren van de Nederlandse taal (ca. 2 uur per week). Dit gebeurt op individuele basis bij de cliënt thuis. Het sterke punt van deze vorm van taalondersteuning is dat de deelnemers in hun eigen tempo de taal kunnen leren, waarbij aandacht geschonken wordt aan de specifieke taalproblemen of de leervraag van de betreffende persoon. Iedereen kan taalmaatje zijn: student, gepensioneerde, een collega of een moeder van school. Taalmaatje zijn is leuk en leerzaam. U ziet Nederland eens door andermans ogen. Bovendien draagt u zo bij aan een betere samenleving. U komt ca. 1,5 tot 2 uur per week bij elkaar en trekt meestal zes tot twaalf maanden met elkaar op.
http://www.svmg.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=147:taalmaatjetaalcoach&catid=45:vrijwilligerswerk&Itemid=75

Sinds kort ben ik taalcoach, de helft van een taalkoppel, taalmaatje. Vrijwilliger dus, die een inburgeraar helpt met de Nederlandse taal. In het kader van de inburgeringscursus moet er een portfolio worden opgesteld van allerlei activiteiten, zoals een gesprekje met de huisarts, praten met de buurvrouw, pinnen en lid worden van de bibliotheek. Gisteren ging ik dus met mijn taalmaatje naar de bibliotheek. [...]. In de biliotheek vulden we samen het inschrijfformulier in en de bibliotheek werkte enthousiast mee aan het invullen van het portfolio-formulier.
http://librarylingo.web-log.nl/librarylingo/2010/11/taalmaatje.html,