Neologismen

Instituut voor de Nederlandse Taal (2020)

Gepubliceerd op 07-04-2020

factchecken

betekenis & definitie

nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met of berusten op feiten; nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met de werkelijkheid; nagaan of beweringen waar zijn

Het toverwoord van deze verkiezingen: factchecken. Geen politicus kon er omheen deze verkiezingen: de factchecker. Kon je vroeger misschien nog makkelijk wegkomen met een leugentje, nu wordt iedere uitspraak drie keer gecontroleerd op waarheid. Zowel bij Nieuwsuur, als RTL schoven factcheckers aan om de feiten op tafel te leggen. En ook de kranten deden gezellig mee [...]. Hoeveel er nu ook wordt gefactcheckt, eigenlijk is het natuurlijk iets wat journalisten altijd al doen.
http://nos.nl/op3/artikel/417920-het-toverwoord-van-deze-verkiezingen-factchecken.html,

Nieuwsuur factcheckte gisteren de volgende uitspraak van Diederik Samsom: "We zijn een land waar de inkomensverschillen relatief klein zijn. Er zijn maar een paar landen die gelukkiger zijn en dat zijn landen waar de inkomensverschillen nog net iets kleiner zijn." Die uitspraak beoordeelde de Nieuwsuur-redactie als "half waar", omdat er zowel landen zijn met kleinere inkomensverschillen (Denemarken) als grotere verschillen (VS en Australië) waar men tevredener is dan in Nederland.
http://sargasso.nl/factcheck-factcheck-inkomensongelijkheid/