Wat is de betekenis van factchecken?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

factchecken

nagaan of beweringen waar zijn. nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met of berusten op feiten; nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met de werkelijkheid; nagaan of beweringen waar zijn. Voorbeelden: Het toverwoord van deze verkiezingen: factchecken. Geen politicus kon er omheen deze verkiezingen: de factchecker. Kon...

2024-04-25
Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

factchecken

(zelfstandig naamwoord) [alg.] feitentoetsen, natrekken - Iets natrekken hoort toch al lang tot de kernactiviteiten van journalisten?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

factchecken

(2012) (< Eng. to factcheck) het waarheidsgehalte van uitspraken toetsen; feiten controleren. Factchecken zou een soort antigif tegen leugens zijn. • Het factchecken van verschillende media had een grote vlucht genomen, en Samsom wilde nog eens controleren ofhij alle cijfers paraat had. (Derk R. Stokmans: Straatcoach en strateeg: de opkomst...

2024-04-25
Neologismen

Instituut voor de Nederlandse Taal (2020)

factchecken

nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met of berusten op feiten; nagaan of beweringen in overeenstemming zijn met de werkelijkheid; nagaan of beweringen waar zijn Het toverwoord van deze verkiezingen: factchecken. Geen politicus kon er omheen deze verkiezingen: de factchecker. Kon je vroeger misschien nog makkelijk wegkomen met een leugentje...

2024-04-25
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-25
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)