Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Nekslag

betekenis & definitie

D.i. een slag in den nek (eig. van wild), mnl. halsslach; bepaaldelijk een die den dood tengevolge heeft, de doodslag; meestal fig. eene gebeurtenis, eene handeling, waardoor een eind aan iets gemaakt wordt, die iemand ruineert, te gronde richt, hem den nek, den hals breekf, hem nekt, vgl.

Harreb. II, 119: Hij geeft hem den nekslag; Ndl. Wdb. IX, 1820; Afrik. iemand 'n nek slagge; hd. einem das Genick brechen; zie ‘Iemand de das omdoen’; ‘Den genadeslag geven’ en vgl. Tuerlinckx, 670: Inne slag in t vas (nekspier, hals), een genadeslag.