Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Met pak en zak vertrekken

betekenis & definitie

D.w.z. met alles wat men bijeen kan pakken en in zijn reiszak kan doen op reis gaan.

De verbinding pak en zak kwam in de middeleeuwen reeds voor. Vgl. Mnl. Wdb. VI, 53; Plantijn: Sijn packen de sack maken om heymelick tegaen strijken; Pamfl. Rogge II ,124 (anno 1600): Dat een yeghelyck van stonden aen maecke syn pack ende syn sack ende setten hem aen de reyse; Van Lummel, 352:Syn soldaten deed' hy dregen

Sack ende pack in de schans,

Al hadden sy als boeren gevlucht.

Drieduym, d'Enckhuyser Ybocken, 52: Mijn pack en sack is al gereet, ick meen wel haest van hier te scheyden. Zie verder Sart. III, 10, 54: metsackmetpack, De Brune, 471; Winschooten, 183; Sewel, 628; Ndl. Wdb. XII, 161; Waasch Idiot 503 b; Antw. Idiot. 1955; De Jager, Lat. Versch. 420; Suringar, Erasmus, CCXL: pakken en zakken; Afrik. met sak en pak vertrek (aankom). In Zuid-Nederland gebruikt men hiervoor ook met bed en bult, met galg en rad, met klikken en klakken (Joos, 49; Schuermans, 33 b; 245 a; Claes, 114); zich hoopt en geduwen (of geknoopt) oppakken en vertrekken (Schuerm. Bijv. 127 b); hijsen en trijsen, haspen en spillen; fr. son sac et ses quilles (De Bo, 1185 a); fri. mei pak en sak oostfri. mit sak un pak uttrekken; voor het nd. zie Eckart, 442 en vgl. hd. mit Sack und Pack, eng. wth bag and baggages; bag and sack; sack and pack. Zie ‘Met hutje en mutje’.