D.w.z. de rekening tweemaal zoo groot maken, als ze is; vier voor twee schrijven (16de eeuw; Tijdschr. XXI, 87); vooral van een herbergier gezegd, die twee voor een schrijft (Roode Roos, 177; Moortje, 2751).
In de 17 eeuw komt de uitdrukking voor bij Godewyck, Wittebroodskinderen (anno 1641), bl. 60: De waert schryft met dubbel krijt veel schreven aen de want; Gew. Weeuw. III, 6. Zie verder Tuinman I, 67; Harrebomée I, 451; Ndl. Wdb. VIII, 257; Nkr. I, 13 April p. 6: Er is zelfs een geschiedschrijver die u (Floris V) negen-en-dertig wonden toeschrijft, doch die heeft blijkbaar met dubbel krijt geschreven; Het Volk, 15 Nov. 1913 p. 5 k. 1; 14 April, 1914 p. 13 k. 2: Indien dus alles wordt meegeteld, en dan bovendien met dubbel krijt wordt geschreven, kunnen de getallen van ‘De Tribune’juist zijn; 15 Mei 1914 p. 1 k. 3: Kasteleins en kleine neringdoenden, die veel ‘poffen’, worden veelal verdacht, dat ze dubbel boekhouden, doch niet ‘dubbel of Italiaansch’, maar ‘met dubbel krijt’. Volgens Joos, 71; Antw. Idiot. 716; Teirl. 329 en Waasch Idiot. 177 is de uitdr. ook in Zuid-Nederland bekend, waar men eveneens zegt met herbergierskrijt schrijven, dat gelijkstaat met ons 17de-18de eeuwsche met hoerenkrijt rekenen (zie V.
Paffenrode, 103; Sewel en Halma); in Limb.: hij schrijft dubbel (of met herbergierskrijt). In het Haspengouwsch en Hagelandsch gebruikt men hiervoor met vet krijt schrijven (Rutten, 258; Tuerlinckx, 691). Ook in het Friesch: hy skriuwt mei dubeld kryt of kastlynskryt, dat twee streepjes te gelijk maakt (zie W. Dijkstra II, 333 b; I, 404); in het hd. mit doppelter Kreide anschreiben; voor het nd. zie Eckart, 291.