Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Haken en oogen

betekenis & definitie

Hieronder verstaat men allerlei moeilijkheden; eig. zaken, die gemakkelijk aan elkander vast haken en moeielijk te ontwarren, los te maken zijn; vandaar bij overdracht aangelegenheden, waardoor men met elkaar in moeilijkheid geraakt.

In de 17de eeuw komt in dezen zin de zegswijze voor bij Winschooten, 74: Het sijn Haaken en Oogen: dat is, een verwarde saak. Dicht bij deze bet. staat het thans nog Zuidnederlandsche: de wereld hangt aaneen (is vol) met haken en oogen, d.i. de wereld is vol twist en tweedracht ( Waasch Idiot. 270). Vgl. ook De Bo, 781 a: In haken en oogen liggen, met iemand in geschil zijn; Claes, 95: Dat zal nog veel haken en oogen in hebben eer het effen is. Zie Halma, 199: 't Zijn haaken en oogen, 't Is eene verwarde zaak: gij zoekt niet als haaken en oogen, vous ne cherchez qu'à chicaner, Harreb. I, 265 a; Ndl. Wdb. X, 2284; M. de Br. 86: Dat gaf allerlei haken en oogen soms.

Haken en oogen zetten,
kwaad bloed zetten in Haagsche Post, 2 Oct. 1920 p. k, 3: Door zijn toedoen werd C. eerst ridder, daarna officier, ten slotte ridder-grootkruis van het Legioen van Eer. Dat zette haken en oogen en vooral in de kringen der maagdelijke knoopsgaten. In het hd. zegt men: das Ding hat einen Haken (oder eine Nase) en kent men een adj. haklich, bedenklich, miszlich. Te vergelijken is 't Heeft triangels aan, er is veel last aan verbonden (Waasch Idiot. 662).