Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Een aardje naar zijn vaartje

betekenis & definitie

van een zoon gezegd, die - hetzij ten kwade of ten goede - naar zijnen vader aardt;

Ndl. Wdb. I, 537. Deze zegswijze is in de 17 eeuw al zeer gewoon. Voor bewijsplaatsen zie Harrebomée I, 5; Brederoo III, 191; Ogier, 28:

En had' ick de weet

Dat gy waert een aertjen,

naer 't Vaertjen,

ick smeet U met de Cop tegen de steenen.

Ook in Zuid-Nederland is zij thans nog bekend volgens Schuermans, die bl. 5 citeert: t Is een aar(t)ken naar zijn vaarken; bl. 171: Hij heeft een haarke van (naar) zijn vaarke (Antw. Idiot. 114); zie ook Waasch Idiot. 271: Een haarken van zijn vaarken hebben, naar zijn vader aarden. In verwante Duitsche dialecten ontmoeten wij deze zegswijze eveneens; o.a. in het Nederduitsch: tis een Artje van Vartje (Eckart, 2) of ook'n ardje fan 't fartje (Dirksen, I, 9). Vergelijk verder nog Tuinman I, 6; Erasmus, 334-337; Teirl. 8: Hie heet 'n aarke va'zijn' vaarke; fri. in aerdtsje nei (fen) syn faertsje, en de Groninger zegswijze: Zij heeft een snoertje van haar moertje (Taalgids VIII, 108), dat te vergelijken is met Waasch Idiot. 607 b: een snoeken van moeken hebben, en nedersaks. oortjen van 'tmoortjen (Taalgids IV, 266).