Nederlandse spreekwoorden

F.A. Stoett (1923-1925)

Gepubliceerd op 10-03-2020

Aangeschoten

betekenis & definitie

Een der vele woorden voor: een weinig dronken, half onder de pannen zijn (Jord. 252) halfkanes zijn (Jord. 288) half teut zijn (Jord. 147) half bezaanschootan (in Prol. 10); gewitzijn (in Prol. 11).

Oorspronkelijk is het een jagersterm. De jagers verstaan onder aanschieten ‘het wild met een schot treffen, doch zóó dat het nog weder loopen of vliegen kan’. Daar dit dan zeer gebrekkig en met moeite gaat, zegt men aangeschoten ook van personen, die min of meer geraakt zijn door een lichten graad van dronkenschap; Ndl. Wdb. I, 293; Antw. Idiot. 102; Molema, 11 a: anschoten, een weinig dronken; fri. hyis oansketten; Schuermans, 586 a: eene scheut in zijnen vlerik hebben; hd. angeschossen sein; amer. shot in the neck.