NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Richard

betekenis & definitie

RICHARD, geboren in Engeland, overl. in de abdij van Aduard 21 Dec. 1266. Eerst student, en, na den graad van magister behaald te hebben, leeraaraan de universiteit te Parijs, besloot hij het Heilige Land te bezoeken, doch de voorspelling eener kluizenares en de ontmoeting met eenige Friezen voerden hem naar de cistercienser abdij St.

Bernard te Aduard. Magister in de vrije kunsten, sterrekundige, natuurkundige, kortom ervaren in vele wetenschappen, verlichtte hij geheel Friesland door woorden en werken. Meer dan 30 jaar bracht hij als eenvoudig monnik in gebed en studie te Aduard door, beroemd als leeraar, maar vooral als een groot heilige, de wonderdoener der Groningerlanden. Men begroef zijn lijk in de kloostergang voor den ingang der kerk, maar het duurde niet lang of op aller wensch werd het gebeente plechtig verheven en in het altaar van het kapittel als relikwie geplaatst. Zijne vereering in en buiten de abdij nam steeds toe, zoodat de abt Frederik, 1329-1350, naar Rome reisde om voor Richard de eer der canonizatie te verkrijgen, doch de groote kosten hiervoor vereischt deden hem onverrichter zake terugkeeren. Lang nog na den ondergang der abdij bleef de gedachtenis en de vereering van den zaligen Richardus levendig bewaard, zooals blijkt uit het bericht van Adam Wachtelaar, aartsdiaken van Groningen, aan Molanus, uit de gedichten van Stalpaert van der Wiele en de werken van den cistercienser Henriquez; hij is ook thans nog niet geheel in vergetelheid geraakt.

Omdat hij bovendien voorkomt op de lijst der zaligen der orde van den generaalabt Joh. de Cirey, gedrukt te Dijon 1491 (zie hierover Acta SS. Oct. XIII, 91), in het Missale Cisterciense (Paris. 1526) en verder in alle hagiografische werken der orde, kan Richardus met recht gerekend worden onder de zaligen, die een ‘cultus legitimus ab immemorabili’ genieten.Richard had vele werken en geschriften nagelaten, waarvan enkele door de bibliografische schrijvers Henriquez, de Visch, Demsterus, Leandus, Pitsaeus, Fabricius en in de Histoire litt. de la France XIX, 420 vermeld worden; doch slechts een enkel, een brief aan een monnik van Eberbach is ons bewaard gebleven en uitgegeven door Henriquez in Fasciculus sanctorum Ord. cisterc. (Brux. 1623)

II, 334-336: Epistola beatiRichardimonachiin Aldwert, in qua describiturmartyrium Beati Gerardi, et aliorum ordinis nostri monachorum,

qui sancte et pie vixerunt, ft mentio. Door Henriquez en de Visch wordt hij Richard sacrista genoemd, waarschijnlijk omdat hij dien post in de abdij waarnam. De naam de Busto hem door vele schrijvers gegeven, is waarschijnlijk eerst van de 15e eeuw. Noch de eene noch de andere naam wordt vermeld door zijn biograaf, een monnik van Aduard, die kort na den dood van Richard een leven schreef, bijna uitsluitend bestaande uit middeleeuwsche wonderverhalen, in druk uitgegeven door C. de Visch (Brugge 1655) naar een H.S. der duitsche abdij Oudekamp. Koppius, onbekend met deze uitgave, gaf het leven opnieuw in druk achter zijn Vitae ac gesta abbatum Adwerdensium naar een H.S. van de bourg. bibliotheek te Brussel, eene copie door de Visch gezonden aan de Bollandisten.

Zie: H.Brugmans, De kroniek van het klooster Aduard in Bijdr. en meded. hist. Genootsch.XXIII, 43,44,45,48,56; F. Koppius, Specimen theologicum continens vitas ac gesta abbatum Adwerdensium (Gron. z.j., 1850) XV-XVI, 61-66; Jaarboekje v. Alberdingk Thijm 1892, 94-107;J. Kronenburg, Neerlands heiligen in de middeleeuwen IV (Amsterd. 1901) 125-135 en de aldaar aangehaalde schrijvers, vnl. nog Chr. Henriquez, Menologium Cisterciense (Antv. 1630) 433, 434; C. de Visch Bibliotheca scriptorum O.

Cist. (Col. 1656) 63, 286; J. Molanus, Natales sanctorum Belgii (Duaci 1626) 278; C. Chalemot, Series sanct et beat. S. Ord. Cisterc. (Paris . 1670) 398; Kalendarium Cisterc. seu martyrologium S.

Ord. Cist. (Par. 1689 en volg. ed.) ad diem 26 Apr. en 30 Dec.; Féret, La faculté de théologie de Paris etses docteurs les plus célèbres (Paris 1894) II, 578-580; M. Chevalier, Répertoire des sources historiques du moyen-âge (Paris 1907) II, 3945.

Fruytier

< >