QUAITA (François), in 1742 te Keulen geboren, trad op 19-jarigen leeftijd in oostenrijkschen krijgsdienst (vermoedelijk in de oostenrijksche Nederlanden), bleef daarin ruim 22 jaren (van welken tijd geen aanteekeningen voorhanden zijn), meldde zich, toen hetstaatsche leger in het laatst van 1784, bij gelegenheid van de geschillen met keizer Joseph II met nieuwe regimenten zou worden uitgebreid, bij den stadhouder aan, en verkreeg 21 Jan. 1785 van den Raad van State eene commissie als ritmeester van een compagnie hussaren in het nieuw opgerichte waalsche legioen van kolonel de Matha. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij in het oude leger niet langer gediend dan tot October 1787, toen het
regiment van genoemden kolonel, die de zijde van de Staten van Holland tegen den Prins-Stadhouder had gehouden, gereduceerd werd.