NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Muller, frederik

betekenis & definitie

MULLER (Frederik), boekhandelaar-antiquaar, 22 Juli 1817 te Amsterdam geb. en 4 Jan. 1881 ald. overl. Hij was de tweede zoon van prof.

Samuel Muller en Femina Geertruida Mabéen genoot een voortreffelijke opvoeding. Zijn wetenschappelijke opleiding ontving hij aan het gymnasium en 't athenaeum illustre zijner geboortestad, zijn vakopleiding in het ‘bibliopolium’ van zijn oom Johannes Müller, een boekverkooper van den ouden stempel, practisch, geleerd en degelijk. Niet minder hebben eigen aanleg en vooral zijn stalen wil hem tot een uitnemend bibliograaf gemaakt. In 1843, dus op26-jarigen leeftijd, begon Fred. Muller, na eerst eenigen tijd met den amsterdamschen antiquaar Jacobus Radink verbonden geweest te zijn, een eigen handel in ‘oude’ boeken, en wel in een kelder aan het Rokin. Tot 1876 bestuurde Muller zijn zaak alleen en hield gedurende diejaren een honderdtal groote aucties.

Tevens gaf hij in dien tijd, behalve eigen boeken over zijn vak, een aantal andere werken uit, als: De Navorscher (de 12 eerste jaarg., 1851-62); Vissering's Vertaling van het Nieuwe Testament, van Vloten's Nederlandsche Geschiedzangen; Peerlkamp's Horatius; Bakhuizen van den Brink's Studiën en Schetsen; Fokker's Geschiedenis der Loterijen; J.van Lennep's Leven van C. en DJ. van Lennep; Gevers van Endegeest's Droogmaking van de Haarlemmermeer, Pijnappel's Maleisch Woordenboek-, de Jonge's Opkomst van het Nederl. gezag in Indië; de Mnemosyne; Wicqefort's Histoire des Provinces Unies des Pays-Bas en de Werken der Maatsch. tot Nut van t Algemeen (deze laatste in vereeniging met de Lange en Sijthoff), in alles zich toonend een wetenschappelijk uitgever van den eersten rang. In 1876 nam Muller als deelgenoot in zijne zaak op F. Adama van Scheltema, die sinds eenigen tijd bij hem werkzaam was geweest, en sedert luidde de naam der firma Fred. Muller en Comp. Verrassende ontdekkingen werden nu en dan op bibliographisch gebied door M. gedaan. Van zijn reusachtigen bibliogr. arbeid getuigen vooral zijn magazijn-catalogi; zijn Hollandsch-Amerikaansche Bibliographie, in tal van catalogussen onder engelsche titels verspreid, en zijn Essai d'une Bibliographie Neerlando-Russewaren over de heele wereld bekend. Den grootsten roem verwierf Muller zich door zijn voor- treffelijke verzamelingen: Bibliotheek van Nederlandsche pamfletten, 1500-1702, beschreven door P.A. Tiele (1858-61), een collectie van duizenden vlugschriften over staatkundige, kerkelijke en maatschappelijke gebeurtenissen van den dag uit vroeger en later tijd; door zijn Beschrijvenden Catalogus van 7000 portretten van Nederlanders en van Buitenlanders tot Nederl. in betrekking staande (1853) en door de Nederl. Geschiedenis in platen. Beredeneerde beschrijving van Ned. Historieplaten van merkwaardige gebeurtenissen (1863-82, 4 dln.).

Twee zoons, Samuel, later rijksarchivaris in Utrecht, enJacob Wijbrand, later hoogleeraar te Utrecht, en eene dochter waren uit zijn eerste huwelijk, met Jacoba Gerarda Yntema, geboren; ééne dochter uitzijn tweeden echt, met Johanna Engelberta Doijer.

Een blijvende herinnering aan zijn werkzaam streven is het ‘Fred. Muller-fonds’, kort na zijn dood door de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels opgericht, aan welke vereeniging voor genoemd doel M. een som van ƒ 10.000 had vermaakt.

Zijn portret staat in Eigen Haard 1877, en is buitendien in 1879 door P.J. Arendzen geëtst.

Zie: Levensber. Letterk. 1881,67; Eigen Haard, 1877, 291 (beide door A.C. Kruseman)en Bijdr. Gesch. Boekh. I, 240; verder M. Nijhoff in Nieuwbl. voor

denBoekh. 1881 no. 22; E. Baillière in Bibliogr. delaFrance 1881, 14févr.; Otto Harrassowitzin Börsenblatt für den Deutsch. Buchh. 1881,28 Febr.; N. Trübner in Trübner's Record 1881, Apr., en R.W.P. de Vries in Nieuwsbl. Boekh. 1893, 345.

Zuidema

< >