MEYER (Meincke en Pieter), waren in het einde der achttiende eeuw klaviermakers te Amsterdam, in 1782 en 1784 op den Nieuwendijk bij den Dam, blijkens de adressen op de instrumenten in het museum van het Conservatorium te Brussel (Cat. III nr. 1626), in de verzameling Heyerte Keulen (Kat.
I 131,245, 247) en op de muziektentoonstelling te Rotterdam in 1909 (Officieeiegids 42). In verzameling Snoeck een ongedateerde piano met ‘Meincke Meyer en Pieter Meyer fecerunt’ op 't Rokin te Amsterdam (Cat. (1894) 173); in bezit der fa. G. Alsbach & Co. te Amsterdam in 1908 een platte piano met hun adres ‘Keizersgracht bij de Huidenstraatno. 205 Amsterdam’. Omstreeks 1800 waren zij gevestigd te Hamburg blijkens adres op het instrument in het muziekhistorische museum te Kopenhagen (Kat. (1911) nr. 473). Op tentoonstelling den Haag 1900 een piano ingezonden door Rud. Ibach Sohn met Hendrik - denkelijk foutief - en Pieter Meyer 1784. Carl Engel (A descriptive catalogue ofthe musical instruments in the South Kensington Museum (1874) 359) meent, dat de op hun naam staande klavieren op bestelling gemaakt en van hun adres voorzien zijn door de pianofabrikanten Longman and Broderip te Londen; Kinsky (Kat. MuseumHeyer I, 131) stelt de mogelijkheid, dat de londensche fabrikant Adam Beyer integendeel hun instrumenten namaakte. Over hun prell-mechaniek zonder échappement schrijft de geciteerde rotterdamsche Gids van 1909 t.a.p.
Enschedé