LANSINK (Joannes), ook Lansing overl. 31 Mrt. 1806; hij vertrok 5 Mei 1805 uit den Helder om als missionaris werkzaam te zijn onder de katholieken van Kaap de Goede Hoop. Hem vergezelden twee andere seculiere priesters uit de hollandsche zending, Jacobus Nelissen en Lambertus Prinsen.
Het bestuur over de nieuwe missie zou Lansink voeren als apostolisch prefect. Ofschoon te Kaapstad toen ruim 200 katholieken woonden en verderop in de kolonie nog meer dan 300, was het tot nog toe onmogelijk geweest van Holland uit de zielezorg over deze r.k. kolonisten waar te nemen. Daarin kwam eerst verandering na het opheffen van de O. Ind. Comp. en vooral na het invoeren van de Grondwet van 1798. Zoowel de vice-superior der hollandsche zending, Aloysius Ciamberlani, als de aartspriester van Salland, Nicolaas Pas, trachtten de bewindvoerders der Bataafsche Republiek voor zulk een ondernemen te winnen.
Gevolg daarvan was dat in 1804 het gouvernement zijn toestemming verleende en bovendien vrijen overtocht alsmede een jaargeld toezegde. Op 4 Oct. 1805 landde het drietal aan de Kaap en werd door den gouverneur-generaal, Janssens, welwillend ontvangen. Tot een landsgebouw voor den eeredienst zou ingericht zijn, kregen zij een vertrek van het kasteel ‘de Goede Hoop’ ter beschikking en hebben daar zoowel voor de katholieke bewoners van Kaapstad als voor een deel van het garnizoen, dat toen meer dan 600 katholieken onder zijn manschappen telde, de sakramenten toegediend en de mis gelezen. Een hunner ging bovendien onderzoek
instellen te Paarl en Stellenbosch; in laatstgenoemd dorp trof hij meerdere katholieken aan, en onder hen een franschen schoolmeester, die tal van kostleerlingen uit de buurt in zijn huis had opgenomen. De nieuwe missie, zoo hoopvol begonnen, ging echter weldra te niet door den inval der Engelschen in onze kolonie. Nadat Janssens 18 Jan. 1806 had moeten capituleeren, kregen Lansink en de zijnen 6 Febr. van den bevelhebber der Engelschen, generaal Baird, bericht dat zij zich voor onmiddellijke inscheping met hun landgenooten moesten gereed houden. Het baatte niet dat de katholieken van Kaapstad den engelschen generaal aanboden zelf in het onderhoud der missionarissen te zullen voorzien; 8 Maart moesten zij met de laatste verdedigers van Holland's heerschappij over de Kaap zee kiezen. Onderweg werd de apostolische prefect door koortsen overvallen en stierf 31 Maart aan boord. Zijn beide metgezellen kwamen 30 Mei in het vaderland terug en zijn later de stichters geworden van een missie op Java.
Zie: DeKatholiek 1908, I, 144; De GodsdienstvriendXLIII, 176.
Hensen