DOORMAN (Johannes Didericus), 6 Jan. 1827 te Delft geb., overl. te 's Gravenhage 9 Mrt. 1887, zoon van Jacob Doorman en Martje Marees. Hij bezocht het gymnasium, waarna hij in den boekhandel ging en zich te Utrecht vestigde.
Hij zag daarvan echter in de eerste plaats de wetenschappelijke en letterkundige zijde; verscheiden uitgaven ondernam hij - w.o. die van een verloskundig tijdschrift, door utrechtsche geneesheeren geredigeerd - waaraan meer eer dan voordeel was te behalen, en na een tiental jaren deed hij zijn handelszaak over. Nevens warme belangstelling voor de politiek, waaraan hij o.a. tijdens de Aprilbeweging ijverig deelnam, had hij als uitgever ook van letterkundige talenten blijk gegeven, door novellistische bijdragen in tijdschriften enz. en o.a. door 't bewerken van de eerste nederlandsche uitgave van den in 1845 te Frankfort verschenen Struwwelpeter, waarvan zijn vertaling thans nog in de nederlandsche edities wordt gebezigd. Een en ander was aanleiding tot zijn overgaan bij de journalistiek, bij het Utrechtsch Dbl. Toen twee jaren later (1861) het Nieuwe Dagblad te 's Gravenhage werd opgericht, verbond Lion hem aan zijn redactie als eersten redacteur, en tot zijn dood bleef Doorman aan dat blad (na een paar jaren
vereenigd met het Dagblad v. ZH. en 's Grav.) arbeiden met volle toewijding en nooit verzwakkenden ijver Redacteur van het binnenland en rechterhand van den hoofdredacteur bij de politieke leiding, werd hij eerst tijdens de ziekte en daarop na het overlijden van Lion met de hoofdredactie belast, die hij van 1873 tot zijn overlijden voerde . Degelijke stijl, actualiteit, vaste overtuiging en waardeerende vorm ook tegenover tegenstanders gaven aan zijn artikelen en aan het blad gezag en aan zijn persoon de achting zijner vakgenooten . Bij de oprichting van den Ned . Journalistenkring te Amsterdam kwam hij aanstonds in het bestuur . Gematigd, in liberaal-conservatieve richting, stond hij steeds voor zijn overtuiging; een heftige strijd om hem te bewegen, een standpunt te verlaten, dat hij in een vraagpunt van plaatselijken aard als het z.i. juiste had ingenomen, was vermoedelijk oorzaak van een hevigen aanval van een hartaandoening, die hem aan zijne schrijftafel overviel en in eenige uren een einde aan zijn leven maakte. Hij huwde te Utrecht 15 Nov. 1848 J.R.E. van Rijssen.
Zie: Leeskab. 1887, II, 50.
Calisch