NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Dijl, lucas

betekenis & definitie

DIJL (Lucas), te Alkmaar geb. 22 Jan. 1747, overl. 7 Oct. 1822, zoon van Johannes D. en Anna Kley. Hij werd 18 Aug. 1767 als student in de rechten te Leiden ingeschreven en promoveerde 25 Oct. 1768.

In 1770, 71,74, 75, 77 en 78 was hij schepen, 2 Jan. 1773 werd hij lid der vroedschap, 1779-82 was hij gecommitteerde ter provinciale Rekenkamer, 27 Nov. 1783 werd hij schout. Tot de partij der Patriotten behoorende, was hij een der 3 mannen, die belast werden om den Erfstadhouder den briefte overhandigen, waarbij kennis werd gegeven van het besluit der vroedschap van

24 Febr. 1783. 29 Nov. 1786 op zijn verzoek ontslagen als schout, werd hij voor de jaren 1787 en 88 burgemeester, maar bij de regeeringsverandering op 30 Mei van laatstgenoemd jaar verloor hij zijne betrekkingen. 21 Jan. 1795 werd hij voor twee maanden tot een van de representanten der burgerij en door dezen den volgenden dag tot burgemeester verkozen; 22 Mrt. tot representant voor één jaar, maar niet tot lid van het Comité van Algemeen Welzijn; 22 Sept. tot een der 4 gecommitteerden in de vergadering der Representanten van Holland; in het laatst van April 1796 niet tot raadslid, maar in Maart '97 bij de vervanging van aftredenden; van Mei '96 tot Mrt. 98 was hij ook lid der Commissie van Algemeen Welzijn. Bij de ontbinding van den Raad 15 Mei '98 werd hij niet in het nieuwe stadsbestuur benoemd, maar 5 Januari 1803 door het depart. bestuur van Holland tot lid van den Raad en door dezen den 10. tot lid der Kamer van Wethouders verkozen, in welke laatste hij zitting had tot het einde van 1806. Hij bleef tot zijn overlijden raadslid. Op het nationaal feest van 19 Dec. 1799 heeft hij in de Groote kerk eene redevoering gehouden.
21 Januari 1770 huwde hij Elisabeth, dochter van Mr. Jan Hendrik de CarpentierenCatharina Coster (overl. kinderloos in Dec. 1815, 62jaren oud).

Als eenig overgebleven erfgenaam zijner ouders behoorde D. tot de vermogende ingezetenen. Hij was een vaardig, meer dan middelmatig verzenmaker. Daarvan getuigen: Aanspraak aan Alkmaars schutterye tergelegentheid van de plechtige overgifte dergeschenken aan dezelve, op den 8 van Wiedemaand, 1785; eene historische redevoering 8 Oct. 1797 gehouden voor de leden der ‘Sociëteit voor Een- en Ondeelbaarheid’, ter herinnering

van Alkmaars ontzet in 1573; De amazone spreekt, achter de op 8 Oct. 1817 door jhr. mr. J.C. du Tour gehouden Verhandeling over de bevrijding der stad Alkmaar; Alleenspraak van Hypermnestra, in deel IV der Poëtische Mengelstoffen van het genootschap ‘Kunstliefde spaart geen vlijt’; Terbruilofte van den HeerJohan van Hoogstraten en MejuffrouwSara Elisabeth van Wel, 1766.

Zie: Navorscher LVII (1908) 225.

Bruinvis

< >