CREUSEN (Andreas), 4e bisschop van Roermond en daarna aartsbisschop van Mechelen, geb. te Maastricht in 1591 uiteen geslacht van magistraatspersonen en overl. te Brussel 8 Nov. 1666.
Zijn vader, Hubert Creusen, was schepen (1600-1620) en burgemeester (1619). Zijn moeder heette Margaretha Vaes van Scherpenberg,en de vermaarde Nicolaas Creusen, Augustijn, raadsheer en geschiedschrijver van keizer Ferdinand II, was zijn oom. Andreas studeerde te Maastricht aan de kapittelschool van St. Servaas en daarna aan het collegie der Jezuieten aldaar, zette zijn studiën voort in het collegie van St. Apollinaris te Rome, werd aan de universiteit van Weenen doctor in de godgeleerdheid en daarna raadsheer des keizers en groot-aalmoezenier bij de keizerlijke legers in Duitschland en Hongarije. Keizer Ferdinand II bezorgde hem in 1630 de prebende van kanunnik en scholaster bij het kathedraal kapittel van Kamerrijk, alwaar hij 1641 ook tot aartsdiaken van Brabant (dat is dat gedeelte van Brabant, dat onder dit bisdom behoorde) werd aangesteld. 10 Aug. 1651 nam hij bezit van het bisdom Roermond, dat 12 jaren zonder bisschop was geweest.
Zijn wijding geschiedde 23 Juli van dat jaar door Antonius van Triest, bisschop van Gent, eene plechtigheid door Vo ndel bezongen (Werken uitg. v. Lennep VI, 101). Als bisschop van Roermond deed hij zijn best om vele misbruiken uit te roeien, zooals het weigerachtig zijn van de bezitters der tienden, om hun aandeel aan de parochie-geestelijken uit te keeren. In 1653 schafte hij, ingevolge de constitutie van Paus Urbanus VIII, een aantal kerkelijke feestdagen af, die het volk in den arbeid
hinderden. Onderzijn bestuur vestigden zich de Minderbroeders te Venray en de Reguliere Kanunniken te Weert. Hij stelde de statuten op ten dienste der geestelijkheid van zijn bisdom, en liet in 1655 eene nieuwe uitgave drukken van het: Pastorale ecclesiae Ruraemundenis, door Cuyckius reeds uitgegeven en met weinig veranderingen. 10 Maart 1657 werd hij benoemd tot aartsbisschop van Mechelen, in plaats van Jacobus Boonen in Juni 1655 overleden.
Zijn portret wordt bewaard in de pastorie te Roermond en een copie in het bisschoppelijk paleis aldaar. Er bestaat ook een gravure van zijn portret en afb. van zijn graftombe door D. Coster, zie (Le Roy) Groot kerkelijk toneel, 25.
Zie: J. Habets, Gesch. van het tegenw. Bisdom Roermond (Roerm. 1890) II, 487-492.
Flament