1) De samenstelling van een werk in het algemeen. Maar in het bijzonder, het plaatsen, naast en tegenover elkaar, der samenstellende elementen.
De voorbereiding en uitwerking der stijgingen, de plaatsing der hoogtepunten. De toepassing, door middel van klanken en tonen, der wetten van spanning en ontspanning, climax en anticlimax. Het vaststellen van het evenwicht der klanken; de verdeeling van zwaar en licht, donker en helder met alle tusschengelegen gradaties. Een en ander met inachtneming der gelijkwaardigheid van rhythme, melodie, harmonie en klankkleur.2) Het muziekwerk zelf. Men kan de composities onderscheiden naar den vorm (bijv. liederen, sonates, fuga's, opera's), naar de gebruikte middelen van uitdrukking (bijv. vocale, instrumentale composities; werken voor kamermuziek, voor orkest), naar het aantal stemmen, (één-, meerstemmig) naar den stijl, (bijv. klassiek, romantisch, modern), naar het karakter, (bijv. geestelijke, wereldlijke, vermaaksmuziek) enz. enz. Zie verder de speciale leerboeken over compositie.