(Weimar 1710-Berlijn 1784), Duits organist en componist, oudste zoon van Joh.Seb. Bach, die hem zijn muzikale opleiding gaf (Klavierbüchlein vor W.
Fr. Bach). In 1733 werd hij organist van de Sophiakerk te Dresden en in 1746 van de Liebfrauenkirche te Halle en muziekmeester aldaar. In 1764 moest hij ontslag nemen en sindsdien leidde hij een zwervend bestaan. Zijn instrumentale werken getuigen van een zeer persoonlijk talent en een sterke gevoelsexpressie. Werken: pianomuziek (o.a. sonates, fantasieën, polonaises), fuga's en koraalvoorspelen voor orgel, concerten voor klavecimbel en orkest, kamermuziek, symfonieën, cantates.