werkstuk - zelfstandig naamwoord
uitspraak: werk-stuk
1. ding waaraan gewerkt wordt
♢ het houten werkstuk van deze leerling is nog niet klaar
2. opgave waarin een bepaalde figuur getekend moet worden
♢ Ernst heeft urenlang getekend aan zijn werkstuk
3. schriftelijke uiteenzetting over een onderwerp
♢ we moesten een werkstuk schrijven over onze lievelingssport
Zelfstandig naamwoord: werk-stuk
het werkstuk
de werkstukken
het werkstukje
Gepubliceerd op 14-11-2017
werkstuk
betekenis & definitie