weerleggen - regelmatig werkwoord
uitspraak: weer-leg-gen
1. met argumenten aantonen dat het niet juist is
♢ hij weerlegde mijn bewering met overtuiging
Regelmatig werkwoord: weer-leg-gen
ik weerleg
jij/u weerlegt
hij/zij weerlegt
wij/zij/jullie weerleggen
ik/jij/u/hij/zij weerlegde
wij/zij/jullie weerlegden
hij heeft weerlegd
de/het/een weerlegde ....
weerleggend, weerleggende
Gepubliceerd op 14-11-2017
weerleggen
betekenis & definitie